3. GRONDSLAGEN EN HANTEERING VAN
NEUTRALITEITSREGELEN
door
M. D. SCHAAFSMA,
Kapitein van den Generalen Staf.
(Vervolg zie I.M.T. 1939 nr. 4 blz. 292)
III. NEUTRALITEITSREGELEN.
Nationale neutraliteitsregelen, d.z. onzijdigheidsvoorschriften van
neutrale Staten, kunnen slechts wortelen in het internationale
recht, d.i. het volkenrecht, zoodat het in de eerste plaats noodig
is, de internationale grondslagen na te gaan.
Slechts ten deele zijn deze verdragsrecht gewordenbinnen
het kader van deze verhandeling zijn de belangrijkste
1. Verdrag betreffende de rechten en verplichtingen van onzij
dige Mogendheden en personen ingeval van oorlog te land
(Landonzijdigheidsverdrag, L.O.V.) 20)
2. Verdrag betreffende de rechten en verplichtingen van onzij
dige Mogendheden ingeval van oorlog ter zee (Zeeonzijdig-
heidsverdrag Z.O.V.) 21).
Beide verdragen geven een verre van volledige codificatie van
het betrekkelijke neutraliteitsrecht 21) hoewel in 1907 door vrij
wel alle mogendheden onderteekend, hadden in 1914 slechts 28
staten het L.O.V., 25 het Z.O.V. geratificeerd waardoor het voor
hen bindend was, zij het ook, dat verschillende staten voorbehoud
hadden gemaakt t.a.v. een of meer artikelen. De beruchte „si
omnes" clausule (L.O.V. art. 20, Z.O.V. art. 28) heeft hieraan
weinig afbreuk gedaandaarentegen hebben zelfs de mogend
heden, die niet teekenden of ratificeerden (w.o. Groot Brit-
tannië), zich vrijwel geheel aan deze verdragen gehouden.
Daarnaast bevatten vrijwel alle andere in het voorschrift Bepa
lingen uit het Conventioneele Oorlogsrecht (Beo., uitgave 1938)
voorkomende verdragen een of meer bepalingen, welke direct
613
Behoort tot de ter Tweede Haagsche Vredesconferentie gesloten
verdragen. Aangezien vele schrijvers deze verdragen zonder vermelding van
den titel met het nummer plegen aan te duiden, zijn die verdragen in
bijlage III opgesomd onder verwijzing naar de overeenkomende hoofdstukken
in de Beo., c.q. andere verzamelingen.
n) Kunz, noot 69 op blz. 224 en 112 op blz. 239.