De opmerking, dat het L.O.V. en het Z.O.V. een verre van
volledige codificatie geven van het betrekkelijke neutraliteitsrecht
geldt vrijwel voor al de, al dan niet verdragsrecht geworden, geco
dificeerde oorlogs- en neutraliteitsregelen. Er is wel eens gezegd,
dat men niet moest trachten, alles vast te leggen in de practijk
zouden zich zeker niet voorziene gevallen voordoen, waarin dan
juist omdat terzake niets zou zijn geregeld naar willekeur
zou worden gehandeld. Beter zou het dan ook zijn, slechts de
belangrijkste zaken te regelen en in onvoorziene gevallen te
handelen in den geest van de verdragen. Of dit wel geheel juist
is gezien, valt te betwijfelenindien men, rekening houdend met
de werkelijkheid, het bestaan van kwade trouw aanneemt, is
daaraan nu meer vrij spel gelaten dan wanneer men inderdaad
meer had vastgelegd. Er is echter nog een andere, realistischer
verklaring voor het feit, dat zulks niet is geschied zij wortelt in
de belangentegenstellingen der ter conferentie aanzittende mo
gendheden, zooals vooral inzake het oorlogs- en neutraliteitsrecht
ter zee zeer duidelijk is gebleken men denke aan de uiteen-
loopende belangen van maritieme en continentale staten,
van mogendheden, die over de geheele wereld steunpunten
bezitten en van hen, die het zonder deze stellen. Eenheid van
opvatting was daardoor omtrent verschillende punten bij voor
baat uitgesloten men nam dan zijn toevlucht tot een compromis-
voorschrift dat beide partijen in de practijk waar mogelijk
trachtten te ontduiken dan wel legde in het geheel niets vast
ten einde het aantal onthoudingen van een geheel verdrag of
voorbehouden t.a.v. een of meer artikelen z.v.m. te beperken.
Zoodoende heeft men de onderteekening en ratificatie door de
groote mogendheden van het meerendeel der verdragen weten
te bereiken.
Het gevolg van e.e.a. is echter geweest, dat t.a.v. gevallen, welke
zich in de practijk herhaaldelijk voordeden en waaromtrent toch
vrijwel algeheele eenheid van opvatting bestond, niets in de ver
dragen is vastgesteld wij denken hierbij o.m. aan de gedragslijn,
te volgen t.a.v. op andere wijze dan door onzijdige oorlogsschepen
op neutraal gebied aangebrachte schipbreukelingen. In Nederland
handelde men in 191418 volgens den zoogenaamden „regel van
Renault", den rapporteur ter Tweede Haagsche Vredesconferentie
over het betrekkelijke verdrag, die vorenomschreven geval wel
degelijk onder de oogen zag en daarvoor de oplossing aangaf.
Uit dit voorbeeld moge blijken, dat men er voor de hanteering
van neutraliteitsregelen niet is met een grondige kennis van de
615
11 December 1922 tot 9 December 1923 te 's-Gravenhage en bepaalde zich
tot het ontwerpen van de bovengenoemde regelen, welke soms worden
aangeduid als de Ontwerp-regelen van de Juristen-commissie, door buiten-
landsche schrijvers meermalen verkort als Haagsche Luchtoorlogsregels.