619 de intemeering van oorlogvoerenden en verpleegde gewonden" (men lette op verpleegde gewonden) uit te geven32). Ook het derde nut zal geen bestrijding vinden de vorm waarin in 1911 en 1914 in art. 18 mededeeling werd gedaan van de uit de neutraliteit voor de onderdanen voortvloeiende verplichtingen achten wij echter ten deele minder gelukkig een korte aandui ding van den inhoud der opgesomde wetsartikelen schijnt niet overbodig33). Nog kan worden opgemerkt, dat een neutraliteitsproclomatie wel eens reeds in tijden van spanning is afgekondigd dit behoort echter tot de uitzonderingen, welke niet zoozeer berustten op opvattingen van recht dan wel op politieke overwegingen34). Wel zal men het vrij algemeen zien gebeuren, dat in die tijden bepaalde maatregelen, worden genomen, die al dan niet ver scherpt in den toestand van onzijdigheid blijven gehandhaafd. Zoo kondigde Nederland in 1914 nog voor de uitvaardiging van de neutraliteitsproclamatie een verbod af van toelating van vreemde oorlogsschepen 35) en van overschrijding der landsgren zen door luchtvaarders, niet behoorende tot de Nederlandsche land- 3b Opgenomen in bijlage IV. 33) Ned. W.v.S., art. 100, onder lo (Ind. W.v.S., art. 122, onder lo). Met gevangenisstraf van ten hoogste zes (zeven) jaren wordt gestraft, hij die, in geval van een oorlog waarin Nederland niet betrokken is, opzettelijk eenige handeling verricht waardoor de onzijdigheid van den staat wordt in gevaar gebracht of eenig bijzonder voorschrift tot handhaving der onzij digheid van Regeeringswege gegeven en bekend gemaakt, opzetttelijk overtreedt. Ned. W.v.S., art. 205 (Ind. W.v.S., art. 238). Hij die zonder toestemming des Konings (van den Gouverneur-Generaal)iemand voor vreemden krijgs dienst aanwerft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar (een jaar en vier maanden) of geldboete van ten hoogste drieduizend gulden. Ind. Stbl. 1905, No. 62. Is thans vervallen vulde de per 1 Jan. 1918 door het Ind. W.v.S. vervangen Wetboeken v. S. voor Europeanen en Inlanders aan in overeenkomstigen zin als thar.s is bepaald in bovenvermeld art. 122 W.v.S. Wet op het Nederlanderschap en ingezetenschap (geldt ook voor N.-I.), art. 7 onder 4e. Nederlanderschap wordt verloren door zonder Ons verlof zich te begeven in vreemden Krijgs- of staatsdienst. Wet op het Nederlandsch onderdaanschap, art. 2, onder 3o. Het in art. 1 bedoelde Nederlandsch onderdaanschap wordt verloren door zonder verlof van den Koning of in Ned.-Indië, Suriname of Curagao van hem, die aldaar in 's Konings naam het algemeen bestuur uitoefent, zich te begeven in vreemden krijgs- of staatsdienst, (tekst zooals gew. bij Ned. Stbl. 1927, No. 175; Ind. Stbl. 1927, No. 418). M) Zwitserland in 1859 Somlo Walz, blz. 32. Zie bijlage V. Regelen t.a.v, de toelating van oorlogsschepen van vreemde mogendheden zijn voor N.-I. thans vervat in het „Toelatingsbesluit vreemde oorlogsschepen", Ind. Stbl. 1937, No. 188, bij Stbl. No. 189 in werking getreden. De bijbehoorende uitvoeringsvoorschriften zijn neergelegd in Stbl. 1937 No. 535, in werking gesteld bij Stbl. No. 534. Besluit en uitvoerings voorschriften zijn in de plaats getreden van die, nog vermeld in A.O. 1930 No. 14.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 33