624
3. Het bepaalde in artikel 2 is niet van toepassing
a. op kruisers vcor het politietoezicht op de visscherij in de Noordzee
door de mogendheden, voor welke het verdrag van 6 Mei 1882 (Staatsblad
1884 no. 40) rechtskracht heeft
b. op oorlogsschepen van vreemde mogendheden die uitsluitend bestemd
zijn voor godsdienstige, wetenschappelijke of menschlievende doeleinden
c. op oorlogsschepen van vreemde mogendheden in gevallen van nood,
zeegevaar of averij. Zoodra deze oorzaken ophouden te bestaan, zulks ter
beoordeeling van Onzen Minister van Marine, treedt de bepaling van artikel
2 van dit besluit weder in werking.
De uitzonderingen op de beperkende verbodsbepalingen vermeld in de
punten a en b, zijn slechts toepasselijk tegenover de mogendheden, die
dezelfde gedragslijn tegenover Nederlandsche oorlogsschepen in acht nemen.
4. -Oorlogsschepen of daarmede gelijkgestelde vaartuigen van vreemde
mogendheden, welke in strijd met de bepalingen van dit besluit zich in
de Nederlandsche territoriale wateren of het daarbinnen gelegen Neder
landsche watergebied begeven of zich daarin ophouden, en zich niet op
eerste aanmaning verwijderen, stellen zich bloot aan zoodanige maatregelen
van geweld als de Nederlandsche Regeering zal goedvinden te gebruiken.
Bijlage VI
Ned. Staatsblad 1914, No. 354, 3 Augustus 1914. BESLUIT, betreffende
het verbod tot het overschrijden van de landsgrenzen door luchtvaarders
niet behoorende tot de Nederlandsche land- of zeemacht.
WIJ WILHELMINA, enz.
Overwegende, dat het noodzakelijk is het bekend worden van onze oorlogs
voorbereiding bij vreemde legers tegen te gaan,
Op de voordracht van Onzen Minister van Oorlog van 3 Augustus 1914,
Kabinet, Litt. E73
Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen, dat het overschrijden van
de landsgrenzen door luchtvaarders, niet behoorende tot de Nederlandsche
land- of zeemacht, is verboden zoolang de toestand aanwezig is, bedoeld
onder le van artikel 1 van de wet van 23 Mei 1899 (Staatsblad no. 128) 1).
1) Wet, houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 187 der Grondwet,
voor het vaststellen van de wijzen waarop en de gevallen waarin elk gedeelte
van het grondgebied des Rijks in staat van oorlog of staat van beleg kan
worden verklaard en regeling van de gevolgen daarvan.
Artikel 1 luidt
Elk gedeelte van het grondgebied des Rijks kan bij Koninklijk Besluit
in staat van oorlog of staat van beleg worden verklaard
le. wanneer oorlog of oorlogsgevaar ontstaan is
2e. wanneer binnenlandsche onlusten de in- of uitwendige veiligheid van
het Rijk of van een gedeelte daarvan in dringend gevaar brengen.