(evenals de andere bataljons), zich reeds in 1840 ter Sumatra's
Westkust ter vestiging van ons gezag aldaar. Eerst in 1859 (Xe
bataljon) en 1851 (Xle bataljon) konden zij naar Java worden
overgebracht.
In 1856 nam het Xle bataljon onder majoor C. H. Boon van
Ostade ter sterkte van 2 compagnieën Europeanen, 1 compagnie
Europeanen en Afrikanen en 4 compagnieën Inlanders deel aan
de expeditie in de Larnpongs onder leiding van kolonel J. A.
Waleson.
In hetzelfde jaar vertrok de 5e compagnie van het Xlle bataljon
onder kapitein Anemaet naar Tomori (Z. O. Celebes) om deel te
nemen aan de expeditie naar dit landschap.
In 1857 maakte het Xe bataljon (1 Europeesche, 1 Afrikaansche
en 4 Inlandsche compagnieën) onder majoor J. C. J. Smits deel
uit van de expeditie naar Timor. Als bijzonderheid wordt hierbij
vermeld, dat „wegens den moeijelijk te beganen bodem op Timor"
de Inlanders van sandalen waren voorzien.
Reeds in 1858 kwam weder de beurt aan het Xlle bataljon om
met 3 compagnieën (1 Europeesche en 2 Inlandsche compagnieën)
onder bevel van majoor J. W. L. van Langen (commandant der
expeditie) deel te nemen aan de Djambi-expeditie van dat jaar,
waartoe op 5 Augustus van Batavia werd vertrokken. Via Muntok
werd naar Moeara Kompeh (aan de Batang Hari) gestoomd, waar
eerst den 25sten Augustus de geheele flottille vereenigd was (de
totale sterkte der expeditie bedroeg 3 cien. infanterie, 1 cie.
Coehoorn-mortieren en een kleine afdeeling genie, voorts 3 oor
logsschepen en een advies vaartuig)Reeds op 6 September was
Djambi in onze handen. Den 28sten October werd de expeditie
ontbonden. Den 14en November waren de troepen te Batavia
terug.
De eerste Boni-expeditie van 1859 onder generaal-majoor
E. C. C. Steinmetz zag het Xe bataljon, ter sterkte van 2 cien.
Europeanen en 4 cien. Javanen, onder luitenant-kolonel J. C. J.
Smits opnieuw in het veld. De eerste cie. van dit korps was bij
wijze van proef voorzien van zoogenaamde „tentes abris" van
het model als door de Fransche troepen in Algiers werd gebruikt.
Deze tenten hebben niet voldaan. Ten gevolge van het geweldige
aantal zieken bij deze expeditie (welke aan infanterie 3 bataljons
telde) moest zij worden afgebrokende geheele troepenmacht,
met uitzondering van een compagnie van Inf. XIV te Badjoa,
keerde in het tijdvak van 11 tot en met 24 April terug. Niet minder
dan deel der troepen was overleden, de overigen waren in
meerdere of mindere mate door ziekte aangetast.
Aan de tweede Boni-expeditie onder luitenant-generaal J. van
Swieten, welke tusschen 22 October en 6 November 1859 van
Java vertrok, werd deelgenomen door het Xle bataljon (2 cien.
Europeanen en 4 cien. Javanen) onder majoor H. H. J. Jalink.
635