Het staatkundige doel der expeditie werd volkomen bereikt. In
Februari 1860 scheepten de troepen weder in.
De volgende veldtocht was de expeditie naar Asahan in 1865,
welke aan infanterie telde 3 cien. van het Xlle bataljon onder
majoor van Heemskerk, die tevens commandant der landmacht
was. De troepen bleven tot 1867 ter Sumatra's Oostkust.
In 1868 had de expeditie in de Pasoemahlanden (boven-Palem-
bangsche) onder luitenant-kolonel C. F. Koch plaats, aan welke
4 cien. van het Xe bataljon onder majoor A. W. T. Heijligers deel
namen. Deze tegen het vrije bergvolk der Pasoemah's gerichte
expeditie heeft veel strijd gekost. De troepen moesten met nog
een bataljon van Java worden versterkt, nadat te voren reeds
een vijfde cie. van het Xe bataljon van Meester-Cornelis was
aangetrokken. De veldtocht heeft geduurd van 8 April tot 21
November.
In het zelfde jaar 1868 viel ook de expeditie naar Bali onder
kolonel D. L. de Brabant. Van 21 October af werd door het
Xle bataljon ter sterkte van 6 cien. onder majoor F. A. C. Bloem
aan deze expeditie deelgenomen. Den 29en November keerden
de troepen op Java terug.
Op 10 Juli 1872 kwamen 3 cien. van het Xle bataljon onder
luitenant-kolonel P. J. L. von Hombracht te Laboean Deli aan
ter versterking van de troepen, die aan de Deli-expeditie deel
namen. De troepenmacht moest nadien nogmaals met 3 cien.
(van het IXe bataljon) worden aangevuld. Na de toen ingezette
krachtige actie was de tegenstand spoedig gebroken. Den 7en
November keerden de troepen (m.u.v. het IXe bataljon) naar
Java terug.
Alvorens over te gaan tot de expeditiën naar Atjeh vermelden
wij nog, dat in September 1873 2 cien. van het Xe bataljon naar
Benkoelen werden gezonden naar aanleiding van aldaar uitge
broken onlusten, waarbij de assistent-resident H. van Amstel en
de controleur E. E. W. Castens te Bintoehan waren vermoord.
De troepen konden in Januari en Februari 1874 naar Java worden
teruggezonden.
Wij zijn thans genaderd tot den strijd tegen Atjeh, die werd
ingezet met de eerste Atjeh-expeditie van 1873, welke als bekend
door onvoldoende sterkte der ingezette troepenmacht moest wor
den afgebroken, alsmede op grond van de overweging, dat bij den
spoedig te verwachten westmoesson de gemeenschap met de reede
niet verzekerd werd geacht. Men weet, dat de troepen reeds
tegenover den kraton stonden, doch dat men in de meening ver
keerde slechts de voorwerken voor zich te hebben. Aan deze
expeditie, welke onder bevel stond van generaal-majoor J. H. B.
Kohier, die op 14 April bij de Misigit sneuvelde, werd deelgenomen
door het XIIe bataljon (2 cien. Europeanen en 4 cien. Javanen)
636