C. Aan De Vrijzinnig-Democraat van 24 Juni 1939 (orgaan van den Vrijzinnig-Democratischen Bond) ontleenen wij het vol gende artikel van denzelfden schrijver. 661 Deze uitspraak is in haar beide onderdeelen apert onjuist. Met enkele slagkruisers is Indië niet veilig te stellen en er is geen sprake van dat onze vloot, versterkt met drie van die schepen, opgewassen zou zijn tegen de vijandelijke zeestrijdkrachten, die wij in Indië hebben te verwachten. In plaats van de veiligste oplossing te zijn, zal zij zelfs een ondeugdelijke blijken en tevens de duurst denkbare, inplaats van de goedkoopste. Zij zal in beide opzichten verre ten achter staan bij een oplossing, die het zwaartepunt bovenal in het legerluchtwapen legt, dat nu reeds den aanvaller tot het inzetten van zijn zwaarste vlootmateriaal dwingt en, bij de voorschrijdende evolutie van het vliegtuig steeds aan afweerkracht zal winnen, tegen over het zware slagschip dat dien ontwikkelingsgang reeds voltooid heeft. Wie dit alles bedenkt, zal zich afvragen, hoe een Nederlandsche Regeering thans met een slagkruiserplan voor de Volksvertegenwoor diging zal kunnen komen. Maar met een suggestieve propaganda, van zekere zijden stelselmatig gevoerd, gepaard met den drang, die in zekere kringen blijkt te bestaan, om zooveel mogelijk geld uit te geven, ten einde daardoor een kunstmatige welvaart te forceeren, is veel mogelijk. Berust die regeeringsbeslissing dan bovendien nog op niet door weloverwogen bestudeering verkregen gegevens, die wat de kosten betreft, bewust zeer onvolledig gehouden zijn, dan is de aloude en beproefde waarschuwing op haar plaats, die besloten ligt in het „Caveant Consules". Laat men bijzonder goed oppassen voor die dreigende overrompeling Het vraagstuk der slagkruisers. In het orgaan van 10 Juli j.l. werd de critiek van de N.R.C. door den schrijver van het artikel „De roep om slagkruisers" reeds weer legd, doch op de technische punten werd niet omstandig ingegaan. Alvorens daarover wat uitvoeriger beschouwingen te geven, wil ik de conclusies, waartoe de schrijver van de hoofdartikelen van 3 en 10 Juni gekomen is, voorop stellen. Zij waren van positieven en negatieven aard. Negatief in dien zin, dat slagkruisers voor een goede verdediging van onzen Archipel niet noodzakelijk geacht werden, omdat onze vloot, ook na de toevoeging van enkele slagkruisers, tegen de zeemacht van een groote buitenlandsche mogendheid niet opgewassen kan zijn. Voorts werd, met het oog op de ontwrichtende gevolgen voor de financiën zoowel van Nederland als van Indië, met de daaruit voortvloeiende verwaarloozing van andere primaire deelen van de overheidspolitiek, de slagkruisersbouw niet verantwoord geacht. Positief was de conclusie, doordat verdere versterking der Indische defensie, indien deze boven hetgeen, waartoe reeds besloten was, noo- dig werd geacht, gezocht zou moeten worden in uitbreiding van het kleiner materieel en van de luchtmacht, die juist voor de verdediging van Indië zoo geduchte wapenen kunnen zijn. Het meer technisch gedeelte van de critiek van de N.R.C. richt zich allereerst tegen de opvattingen, dat bij aanbouw van slagkruisers de geheele formatie der vloot moet worden uitgebreid en een nieuwe vlootbasis groote voorzieningen zal vereischen, omdat Soerabaja dan niet meer voldoende zal zijn. Verder begeeft zij zich in een vergelij kende beschouwing van de kosten van slagkruisers en vliegtuigen, om daarmede te betoogen, dat een belangrijke uitbreiding der luchtmacht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 79