677
•brandstof (steenkool, hout) in de keukens en keukenwagens gestookt. De
rapporten van de verschillende commandanten over het gebruik van houts
kool te velde luidden niet alleen zeer gunstig doch daaruit sprak zelfs een
groot enthusiasme. Als voornaamste voordeelen werden genoemd het rookloos
verbranden van houtskool, het lichte gewicht en het feit, dat ook nat
geworden houtskool nog gemakkelijk aan het doel beantwoordt. In een van
de rapporten wordt gezegd, dat het keukenpersoneel aanvankelijk zeer
critisch stond tegenover het gebruik van houtskoolde practijk wees echter
uit dat houtskool als een voortreffelijke brandstof moet worden aangemerkt.
De proeven welke bij de recruten-onderdeelen werden ingezet dienden
voornamelijk om na te gaan in hoeverre het gebruik van houtskool meer
economisch zou kunnen zijn dan dat van andere brandstoffen. Daarbij werd
vastgesteld, dat het stoken met houtskool bijna twee maal zoo duur is als
het gebruik van hout, briketten of steenkolen. Bovendien bestond het groote
nadeel, dat door de groote hitte welke bij het stoken met houtskool wordt
ontwikkeld de ketels in de keukenwagens werden ontzet en beschadigd.
Getracht werd dit nadeel te ondervangen door wijziging te brengen in de
constructie van de kookinrichtingen, echter zonder bevredigenden uitslag.
Het minder gunstige economische resultaat heeft ertoe geleid althans
in vredestijd, van het gebruik van houtskool af te zien.
Vervangi ii gs - middelen en Ersatz-stoffen.
Dit onderwerp wordt door Mj. K. Prokoph in de M.W.M. Maart 1939 uit
gebreid in beschouwing genomen en wel in verband met het in 1937 in
Duitschland ingevoerde 4-jarenplan. Bij het uitvoeren daarvan, worden op
politiek economisch gebied in hoofdzaak de volgende grondslagen in acht
genomenlc. niet meer in het buitenland aanschaffen dan voor de waarde
van hetgeen door Duitschland wordt uitgevoerd 2e. de invoer welke voor
Duitschland noodzakelijk mocht blijken te regelen in volgorde van urgentie.
Volgens S. zijn de gevolgen daarvan bij de uitvoering van het eerste 4-jaren
plan niet uitgeblevenin 1934 gaf de handelsbalans ten opzichte
van het buitenland aan, een i-nuoeroverschot van 284 miljoen R.M., in 1935
een uitvoer overschot van 111 miljoen R.M. en in 1936 van 550 miljoen R.M.
Nog andere maaetregelen waren noodig, om het gestelde doel te bereiken
t.w.
1. het verbruik van buitenlandsche grondstoffen wordt tot een minimum
beperkt
2. het verzamelen van de grondstoffen van oud materiaal heeft op groote
schaal plaats teneinde dit materiaal wederom voor nieuw verbruik
geschikt te maken
3. de in eigen land aanwezige bronnen voor het verkrijgen van grond
stoffen worden zooveel mogelijk uitgebuit.
S. verstrekt betreffende het vorenstaande gegevens over de verkregen uit
komsten en geeft vele getallen van hetgeen verloren ging ten gevolge van
het veronachtzamen van vorenstaande regels en geeft tevens in cijfers aan
de goede resultaten welke thans zijn verkregen.
Aan het voorkomen van bederf en verlies dient veel aandacht te worden
geschonken.
Het jaarlijksche verlies als gevolg van bederf aan levensmiddelen toonde
aan welk een verbazend groote waarde verspild werd. Dit verlies bedroeg
in 1936, een waarde van 1,5 millard R.M., dat is meer dan een derde van
het totaal 'bedrag van den geheelen Duitschen invoer welke in 1936 4,2
milliard R.M. bedroeg.
In 1936 werd door Duitschland niet minder dan 85 millioen R.M. aan
oud-materiaal ingevoerd. De helft bestond voornamelijk uit afval van wol
len en katoenen goederen welke weder tot spingarens werden omgewerkt.
In 1933 werd nog voor 94 van de behoeften aan textielgrondstoffen inge
voerd thans door het weder-gebruik van afvalgoederen is deze invoer
teruggeloopen tot 65 De linnen-industrie betrekt thans 85 tot 90 van