Waar landgrenzen zijn, is het gebied volkomen bepaald door de
in de grenstractaten vastgelegde afbakening tot daar en lood
recht daar beneden (mijnen, tunnels) is het L.O.V. van toepassing
tot loodrecht daarboven bevindt zich het luchtgebied, waarover
later. Aan de kust neemt men als grens tusschen het landterritoir
en de territoriale wateren in het algemeen de laagwaterlijn aan
liggen er klippen of droogvallingen voor, dan het uiterste bij eb
droogvallende gedeelte daarvan. Tot daar geldt dan het L.O.V.
Hoewel o.a. von Waldkirch 38) zich in dit opzicht minder
positief uitlaat, is dat van minder belang, zoodra als in de
Nederlandsche Neutraliteitsproclamatie 1914 (N.N.P.) het door
trekken van het binnen de territoriale wateren gelegen waterge
bied door oorlogsschepen of daarmede gelijkgestelde vaartuigen
der oorlogvoerenden wordt verboden (Bijlage II art. 2).
Hoofdstuk I. Van de rechten en verplichtingen der onzijdige
Mogendheden.
Art. 1. Het grondgebied der onzijdige Mogendheid is onschend
baar.
Van het standpunt der onzijdige mogendheden gezien legt dit
artikel een recht vast, nml. dat op onschendbaarheid van het grond
gebied. Dit beduidt, dat de oorlogvoerenden zich in de eerste
plaats hebben te onthouden van gevechtshandelingen binnen dat
gebied, zoowel tusschen hen onderling als tegen den onzijdigen
Staat. Het sluit echter eveneens in, dat buiten dat grondgebied
gepleegde handelingen verboden zijn, welke inwerken op dat ge
bied, zooals het schieten daaroverheen en het door eenigerlei
oorzaak doen neerkomen van projectielen daarop. Artikel 1 legt
dus aan de oorlogvoerenden verplichtingen op hetzelfde doen de
artikelen 2, 3 en 4, doch nu valt het op, dat artikel 5, eerste zin
snede, de onzijdige Mogendheid verplicht, geen der in de artikelen
2, 3 en 4 genoemde daden te dulden, terwijl een zoodanig voor
schrift t.a.v. artikel 1 ontbreekt. Zou men daaruit willen opmaken,
695
M) Somlo-Walz, blz. 46. S. stelt e.e.a. afhankelijk van de beantwoording
van de vraag, of bij een krijgsverrichting het land- dan wel zeeoorlogsrecht
zou gelden dit laatste zou het geval zijn, walmeer de verrichting tegen het
landgebied uit zee zou kunnen worden uitgevoerd. Bedoelde beantwoording
is uiteraard van meer belang in geval van oorlog, o.m. m.h.o. op uitoefening
van het prijsrechtvon Verdross wijst op blz. 297 op art. 53 van het Haagsch
Reglement (zie Beo. 1938), waar in de tweede zinsnede t.a.v. het recht van
inbeslagname onder verplichting van latere teruggave op het grondgebied van
den vijandelijken Staat uitdrukkelijk het voorbehoud wordt gemaakt „buiten
de gevallen beheerscht door het zeerecht". Zoo erkende de Duitsche prijs--
rechter in 1915 het prijsmaken d.i. inbeslagname zonder latere teruggave
van een schip in de Elbemonding z.i. terecht. Dezelfde rechter was van
oordeel, dat het prijsrecht ook zou kunnen worden uitgeoefend door „troepen
of havenautoriteiten", doch dit is niet in overeenstemming met andere door
von Verdross aangehaalde beslissingen.