gen van) vrijwilligerskorpsen, die voldoen aan de volgende voor waarden le. aan hun hoofd te hebben een persoon, die verantwoordelijk is voor zijn ondergeschikten 2e. een vast en op eenigen afstand herkenbaar onderscheidings- teeken te hebben 3e. de wapens openlijk te dragen 4e. zich in hun handelingen te gedragen naar de wetten en gebrui ken van den oorlog. Het ligt voorts voor de hand, dat onder „troepen" mede zijn te verstaan „onderdeelen van troepen". Met het vorenstaande is men er echter nog niet voor de practijk, waarin zich tal van afwijkende gevallen hebben voorgedaan en ook in de toekomst zullen voordoen. In de eerste plaats moet er op worden gewezen, dat art. 2 van het Haagsch Reglement reeds een afwijking van vorenstaande eischen toestaathet bepaalt immers, dat de bevolking van een niet-bezet gebied, die bij de nadering van den vijand uit eigen beweging de wapenen opneemt om de invallende troepen te bestrijden, zonder den tijd te hebben, zich te organiseeren overeenkomstig artikel 1, als oorlogvoerende wordt beschouwd, indien zij de wapenen openlijk draagt en de wetten en gebruiken van den oorlog eerbiedigt. 43Voorts kunnen zich melden of worden aangehouden ongewapende militairen als burger gekleede personen, die vermoedelijk militair zijn in uniform of als burger gekleeden, die opgeven deserteurs of ont vluchte krijgsgevangenen te zijn en ten slotte door troepen a.a. medegevoerde krijgsgevangenen of zieken en gewonden van de eigen dan wel andere partij. Wij zullen deze gevallen achtereen volgens onder de oogen zien, m.d.v., dat de behandeling van (ont vluchte) krijgsgevangenen, zieken en gewonden alsmede op eenigerlei wijze aan land komende schipbreukelingen in beschou wing zal worden genomen bij de behandeling van het terzake handelend Hoofdstuk II van het L.O.V., resp. het Z.O.V. en de Ontwerp-regels betreffende den luchtoorlog. Wel willen wij er hier reeds dadelijk de aandacht op vestigen, dat genoemd hoofd stuk bepalingen bevat over doortocht van gewonden en zieken doch niet over die van krijgsgevangenen. De laatste is uiteraard niet toegestaan door in tegenovergestelden zin te handelen zou de onzijdige Mogendheid niet alleen het étappenverkeer van den gevangen houdenden oorlogvoerende ontlasten, doch mede diens bewakingsdiensten verlichten, hetgeen in lijnrechten strijd zou zijn met het begrip onzijdigheid. 43) In de practijk komt van deze bepaling' niet veel terechtvan Oordt (blz. 41) noemt haar vaag „omdat vooreerst de vijand beslist of er al dan niet tijd voor organisatie aanwezig was, terwijl het zeer gemakkelijk valt een voorwendsel te vinden om die bevolking wegens het niet voldoen aan de tevens vermelde eischen buiten de wet te stellen". 698

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 24