tusschen de Nederlandsche Regeering en de Geallieerden, welke moeilijkheden culmineerden in de beruchte „zand- en grind- kwestie". De oorzaken waren van tweeërlei aard. In de eerste plaats staat het begrip konvooi geenszins vast. De Duitsche Regee ring huldigde de opvatting, dat slechts de aanwezigheid van een militaire dekking een zending stempelde tot konvooi terecht deelde de Nederlandsche Regeering deze opvatting niet. Zij heeft dan ook nimmer toegestaan dat, gelijk onze oostelijke naburen wilden, over de lijn RoermondWeerd vliegtuigen, wapenen, en munitie werden gezonden van Duitschland naar bezet België in het voorjaar van 1918 werden zelfs verdere zendingen levens middelen geweigerd omdat niet goed viel uit te maken, of deze wellicht dienden ten behoeve van de Duitsche troepen. Zij was daarentegen van oordeel, dat vervoer zonder militair geleide wel degelijk als konvooi in den zin van artikel 2 kon worden beschouwd, nml. wanneer het het karakter droeg van étappenvervoer. Met deze omschrijving waren de moeilijkheden echter niet uit de wereld geholpen aangezien evenmin vaststond wat onder étappenvervoer en wat als voortzetting van geoorloofden doorvoer (transito, val lend onder artikel 7) moest worden verstaan. Hoe het zij, duidelijk zal het zijn, dat deze interpretatie in botsing kwam met de Engel- sche opvatting, dat van konvooi moet worden gesproken, wanneer het een zending betreft van een oorlogvoerende naar een oorlog voerende. Dat nu t.a.v. de zendingen zand en grind over Neder- landsch gebied moeilijkheden konden ontstaan sproot voort uit het feit, dat men er te Londen van uitging, dat deze materialen waren bestemd voor den bouw van militaire werken en ze derhalve rekende tot krijgsvoorraden, niettegenstaande de Nederlandsche Regeering nadat de zendingen eind 1915 groote afmetingen aanna men, aan de hand van rapporten van door Haar naar het bezette gebied gezonden officieren slechts die hoeveelheden zand en grind doorliet, welke geacht konden worden te dienen voor het onder houd van wegen a.a. waartoe de bezetter op grond van artikel 43 H.R. is verplicht. Toen Nederland tegenover de Geallieerden niet toegaf, daarbij nog wijzende op Engelsche wapenzendingen naar Rusland over Noorsch gebied, ging Engeland over tot het nemen van represailles, hetgeen weder maatregelen van onze zijde ten gevolge had. Geheel opgelost is deze kwestie nietzij werd nog verergerd door bezwaren, welke van Britsche zijde werden opgeworpen tegen het zenden van metalen uit België over Neder - landsch gebied naar Duitschland. Ook t.d.a. gaf onze Regeering niet toe Zij vestigde er in dit verband nog de aandacht op, dat zen dingen ledige hulzen over Nederlandsch gebied uitdrukkelijk waren verboden (Wordt vervolgd). 57) Frangois, blz. 550 Oppenheim 323 (b) Fauchille, 1460 (d) Somlo- Walz, blz. 70, waar deze kwesties worden besproken bij de behandeling van artikel 7. 704

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 30