te onderdrukken, ondanks het feit, dat zij onlangs opnieuw een 30.000 man naar ShanSi hebben gezonden. Aan beide zijden zijn de verliezen zwaar. Wanneer de Japanners zich in de bergen bege ven komen zij niet terug, omgekeerd, wanneer de guerilla's in de vlakten afdalen keeren ook zij gewoonlijk niet naar huis terug. Dit alles maakt, dat ShanSi bij de Japansche soldaten in een zeer kwaden reuk staat. In Juni zouden de Japanners volgens de Chineezen niet minder dan 5000 dooden in die provincie hebben achtergelaten. Zelfs al is dit getal voor de helft overdreven, dan nog zouden, naar Japansdien maatstaf van 3 gewonden op 1 doode, de Japansche verliezen in een maand daar tenminste 10.000 man hebben bedragen. De Chineezen beweren, dat de statistieken uitwijzen, dat hun verliezen in den guerilla-oorlog blijven beneden die door de Japanners geleden. De guerilla-strijd in ShanSi wordt gestreden door het roode Leger versterkt door een aantal gouvernementsdivisies. Ook in Ho'Pei en HoNan heeft de Ohineesohe regeering versoheiden divisies gezonden, zoodat daar, naar men zegt, een 100.000 man geregelde Chineesche troepen strijden. De Japanners erkennen dat daar optreden het 40e en het 5e Legerkorps, benevens de 149e Divisie en een leger onder generaal ShihYuSan. Het eenige wat al die 'troepen tot nu toe hebben bereikt, is een chaos, welke het bestaan der bevolking tot een hel maakt. Daarom wijken velen uit. Maar het belet den Japanners eenig voordeel uit het land te trekken, en dat is hun eenige bedoeling. De Japanners hoopten met hetgeen HoPei opbrengt en kan opbrengen aan katoen hun land onafhankelijk te maken van het buitenland. Ook hierin zijn zij tot nu toe teleurgesteld. De katoen- productie zou tot minder dan een derde van de vroegere opbrengst zijn teruggeloopen, daar het katoenproduceerende gebied in mid den en zuid-HoPei zoo niet geheel, dan toch grootendeels in han den der guerilla's is, die daar den katoenbouw verbieden. Van de overige deelen van het front is niets nieuws te melden. Toch duren daar de gevechten voort. De Chineesche minister van Oorlog, generaal HoYingChing rapporteerde midden Juni, dat toen in April de Chineezen op alle deelen van het front offensief optraden, in 827 gevechten de Japanners 53.000 man aan dooden en gewonden verloren. In Mei traden de Japanners meer offensief op en zouden zij, volgens de zelfde bron, in 838 gevechten 52.000 man hebben verloren. In totaal zouden van het begin van den oorlog af tot 15 Mei '39 niet minder dan 864.500 Japanners gedood of gewond zijn geworden (niet vermeld wordt of hierbij het ver lies door ziekte inbegrepen is). Van zelf sprekend zijn de Japan sche verliesopgaven hun leger betreffend, veel lager. Zij melden tot het einde van Mei van dit jaar aan dooden 59.999 man te heb ben verloren. D.w.z., dat zij in totaal zonder verliezen aan ziekte die overigens lang niet onbeteekenend moeten zijn geweest 729

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 57