767
In het Nederlandsch Tijdschrijt voor Geneeskunde van 17 Juni 1939 geeft
de Amsterdamsche hoogleeraar J. J. van Loghem een beschouwing over het
onlangs gereed gekomen verslag der Staatscommissie inzake de pokken-
vaccinatie in Nederland. Naast veel waardeering voor den omvangrijken en
gedegen arbeid der commissie, waardoor naar S. hoopt een einde zal worden
gemaakt aan de actie, welke het inzicht in het vraagstuk der vaccinatie de
laatste jaren in het moederland zoo sterk heeft vertroebeld, spreekt uit de
beschouwingen toch ook een zekere mate van onvoldaanheid. Onder meer
verwijt S. der commissie, dat zij te weinig belangstelling aan den dag heeft
gelegd voor het leerzame object der „alastrim-epidemie" en noemt haar voor
stel om eenige Nederlandsche artsen naar Voor-Indië te zenden om er de
pokken klinisch te leeren kennen, ongerijmd.
Ook op andere punten treedt naar Van Loghems meening in het verslag
een zeker gebrek aan werkelijkheidszin naar voren. Terecht wijst de com
missie in een harer conclusies op de dringende noodzakelijkheid, dat in
oorlogstijd leger en burgerbevolking afdoende tegen pokken zijn beschermd,
doch zij verwerpt het denkbeeld tij het begin der mobilisatie de lichtingen
der jonge recruten aan een vaccinatie te onderwerpen. Een ar.der denkbeeld
wordt echter niet door haar ontwikkeld.
Aan den gebrekkigen immuniteitstoestand van artsen en verplegend perso
neel heeft zij evenmin aandacht geschonken. Zij prijst de afzondering van
zieken maar vergeet blijkbaar de ervaring in 1929 met de naar de zieken
huizen overgebrachte patiënten.
Om kort te gaan een verslag met vele verdiensten, doch ook talrijke
tekortkomingen en lacunes, dat angstvallig elke mogelijkheid om te komen
tot een directen of indirecten vaccinedwang buiten beschouwing laat. Men
vergete echter niet dat de commissie voor een zeer moeilijke taak heeft
gestaan. Tot de beslissing van de overheid over de vraag of directe dan wel
indirecte vaccinedwang mag worden toegepast, doet het er ten slotte weinig
toe, of de argumenten der tegenstanders van de vaccinatie steekhoudend zijn
of niet. Veel meer moet de overweging gelden of de vaccinatie al dan niet
op tegenstand stuit bij een, eenigermate belangrijk, deel der bevolking. Is
dit het geval, dan zal men moeten toegeven. Niets immers is hopeloozer dan
te pogen menschen voor gevaar te behoeden tegen hun eigen wil.
Bulletin International des Services de Santé des Armées de Terre, de Mer
et de l'Air, Mei 1939.
„La. Selection des pilotes a la lumière des données de médecine et de
psychologie aéronautiques" door overste J. Sillevaerts, Chef van den Vlieg-
medischen Dienst van het Belgische leger.
De menschelijke machine is sedert lang door de luchtvaart-techniek
achterhaald en het is noodig haar door vernuftige kunstgrepen tegen de
beschadigende invloeden van te groote snelheden en luchtdrukschomme
lingen, van zuurstofgebrek en lage temperaturen te beschermen. Vóór 1914
waren nauwelijks bijzondere maatregelen noodig, doch met het stijgen der
snelheid en db technische vervolmaking der vliegtuigen werd reeds gedu
rende den wereldoorlog spoedig de noodzakelijkheid ingezien van een zoo
scherp mogelijke selectie van het vliegend personeel, omdat ondanks de
beschikbare beveiligings- en beschermingsmiddelen de overtuiging werd
verkregen dat alleen lichamelijk en geestelijk volkomen gezonde personen
in staat waren het vliegerberoep met succes uit te oefenen.
In den beginne was men uiteraard bij de selectie zoo goed als geheel
aangewezen op de empirie, doch het duurde niet lang of deze empirische
schifting werd vervangen door eene op wetenschappelijke basis. Er ontstond
een nieuw specialisme, de aerophysiologie, een kostbaar doch onmisbaar
specialisme, dat maar al te vaak object dreigt te worden van onoordeel
kundige bezuiniging met al de noodlottige gevolgen van dien. S. waarschuwt
met nadruk daartegen, omdat een minder goede selectie van het vliegend