Sergeant Meisenhofen kreeg vanzelfsprekend een compliment
voor zijn tactvol optreden. Hiermede hebben wij een kleine
illustratie willen geven van de wijze waarop wij moeten optreden.
Het „gezagbrengen" moet voorafgegaan worden door kalm en
rustig „contact" zoeken. Het „gezag" komt dan later wel vanzelf,
men overhaaste hierbij niet. Heeft men op zoo'n manier met een
stam contact, dan kan men van dezen uit weer contact met een
anderen stam zoeken, enz. Men overbrugt dan meteen de even
tueel bestaande taalverschillen, daar aan elkaar grenzende stam
men veelal eikaars talen zullen verstaan hetgeen niet het geval
zal zijn, indien men een of meer stammen overslaat. Staan de stam
men vijandig tegenover elkaar dan gaat het natuurlijk moeilijker.
De Papoea's plegen verzet meer uit vrees dan om andere reden.
Het kan echter ook zijn, dat wij door hun gebied patrouilleerende
in hun oogen vijandelijke daden verrichten. De mogelijkheid
bestaat ook, dat een patrouille in de buurt van een huis, door om
het huis staande verbodsteekens (waardoor geen vreemde Papoea
het zal wagen het huis te naderen) heenloopt. Zou zulks een
vijandelijke daad zijn, dan grijpen ze naar de wapens.
Het is dan ook voor iederen patrouillecommandant zaak te zorgen
zoo spoedig mogelijk achter deze verbodsteekens te komen en
deze vast te leggen in zijn patrouilleverslag, opdat later iedere
nieuwkomer daarvan zoo spoedig mogelijk op de hoogte komt.
Bij het passeeren van ladangs moet streng op den troep gelet
worden, want het zoo terloops meenemen van een stukje suikerriet
e.d. kan een patrouille last bezorgen. Heeft men vrije koelies bij
zich, dat doet men beter de ladangs te vermijden.
Ook kan de vijandige houding haar oorzaak hebben in het onzer
zijds niet weten, welke Papoea-formaliteiten we te vervullen
hebben, alvorens de jachtgebieden van een bepaalden stam te
betreden.
Studie van gebruiken en gewoonten is dan ook een gebiedende
eisch voor iederen patrouillecommandant. Elk gegeven op dat
gebied hoe klein ook, moet in het patrouilleverslag worden gemeld.
Elke nieuw uitgaande patrouillecommandant moet tot in details
kennis nemen van hetgeen voorgangers hebben ondervonden of
opgemerkt.
Veelal zien onbekende stammen ons voor ongewapend aan,
omdat we geen knodsen, pijlen en bogen bij ons hebben. Hoe eer
der we hun dan ook de uitwerking van onze karabijnen kunnen
805
den ze hun lang wegblijvende stamgenooten al afgeschreven, mis
schien door ons te Tanah-Merah als geroosterd en opgepeuzeld
beschouwd, waardoor naast de vermomming in kleeren de herken
ning niet zoo vlot ging.
De patrouille werd nu feestelijk binnengehaald, van vijandschap
was geen sprake meer. Ruilhandel werd gedreven, kleine cadeautjes
(tabak, cigaretten, kralen, spiegeltjes e.d.) werden gegeven, zoodat
de patrouille Meisenhofen later kon terugzien op een succesvollen
tocht".