in wordt overnacht, nauwkeurig worden verkend, zoowel voor
de beveiliging als ter voorbereiding van een actief optreden tegen
nachtelijke beschietingen. Daarna wordt in de eerste plaats
overgegaan tot het maken van een pagger (zie voorbeelden
nr. 181, 187, 188).
Het maken van een pagger is hier volkomen overbodig (een
Papoea denkt niet aan handgemeen), het beteekent een noode-
looze vermeerdering van werkzaamheden, vooral waar de troep
hier wel verplicht is rondom het bivak het onderhout zoodanig
uit te dunnen, dat men niet door Papoea's overdag beslopen en
bepijld kan worden. Daar de werkzame pijlschotsafstand ongeveer
40 a 50 meter is, zal men dus in een boog met 50 meter straal
moeten openkappen. Men begint dus eerst met openkappen,
daarna met bivakmaken.
Het bivakkeeren aan een eenigszins breede rivier heeft hier
zijn voordeelen, want hierdoor behoeft men maar een halven
cirkel open te kappen.
pt. 132(1).
1) De legeringsplaats moet te allen tijde worden omgeven
door een zoodanige hindernis, dat kwaadwilligen in den eersten
aanloop worden gestuit; de mogelijkheid tot onmiddellijk aan
vallend optreden van onze troepen moet echter steeds zijn verze
kerd (zie voorbeelden nr. 27, 183, 189, 191, 193, 196, 120).
Zie hierbovenwerk waarmee men op Nieuw-Guinea den
troep maar noodeloos vermoeit.
pt. 132(6).
In streken, waar beschietingen van het bivak waarschijnlijk
zijn, is het daarentegen gewenscht de afdaken met de gesloten
zijde naar dien kant te plaatsen, vanwaar een beschieting kan
worden verwacht, aangezien daardoor den vijand het inzicht in
het bivak wordt ontnomen.
Voor Nieuw-Guinea kan daaraan nog toegevoegd worden
„terwijl eventueel nog in het bivak terechtgekomen pijlen door
de zeilen zullen worden tegengehouden".
pt. 135(5).
(5) De patrouillecommandant zal er streng de hand aan hou
den, dat in geen geval meer dan het gedeelte zijner patrouille
gelijktijdig naar de kali gaat om te baden of zijn behoefte te
doen. In streken waar vijandelijkheden of moordaanslagen op
militairen nog zijn te verwachten, moet daarbij steeds de getrok
ken klewang worden medegenomen. Het halen van het voor den
bivakbouw benoodigde hout geschiedt door hoogstens de helft
der patrouille, die daartoe onder geleide van een man kader zich
niet verder dan strikt noodzakelijk van de bivakplaats verwijdert.
De patrouillecommandant regelt de bewaking van de achtergela
ten karabijnen (zie voorbeeld nr. 90).
813