815 Het was, meenen wij, de D. admiraal Grooss, die onlangs in een tijdschrift artikel schreef, dat men bij de beschouwing van een nieuw wapen als dit niet moet beginnen op de negatieve eigenschappen, doch in de eerste plaats op de positieve waarden den nadruk dient te leggen. Hierin is de schrijver naar onze meening op een gelukkige wijze geslaagd. R. Militair ceremonieel door Jhr. E. J. M. Wittert, Luitenant-Generaal b.d. Tweede verbeterde en vermeerderde druk. Uitgegeven 1939 bij W. P. v. Stockum Zoon N.V., den Haag. De in 1935 uitgegeven brochure van denzelfden titel (zie I.M.T. 1935 tweede halfjaar blz. 1185) is thans in boekvorm verschenen. Zooals S. in zijne voor rede aanteekent vertoont de inhoud van de nieuwe uitgave geene verschillen met die der brochure. Herziening, wijziging en uitbreiding vonden plaats als gevolg van de uitgelokte gedaohtenwisseling en ook omdat verschillende in de brochure neergelegde wenschen bevredigd werden. Het boekwerk bespreekt achtereenvolgens eerbewijzen, eeresignalen, uiterlijk aanzien der weermacht, militaire muziek, militaire plechtigheden, de traditie, de korps geest, uniformen en tenuen, en vaandels en standaarden. Hoewel het boekwerk voornamelijk aansluiting zoekt met de toestanden in het Moederland, treffen wij vanzelfsprekend verschillende punten aan, welke ook in onze verhoudingen van belang zijn, zoodat ook uit dien hoofde de lezing ten zeerste wordt aanbevolen, in het bijzonder aan hen, die met het militair ceremonieel veel bemoeienis hebben. Enkele aanhalingen uit het boek mogen hieronder volgen. Blz. 36 „Hoewel er nu volgens onze voorschriften slechts ééne wijze van groeten bestaat, zoo valt toch waar te nemen, dat de mindere op eene meer correcte manier groet, naar mate de meerdere een hongeren rang bekleedt hij groet geheel anders voor den generaal dan voor den korporaal". Blz. 37 „In de tweede plaats valt waar te nemen, dat de meerdere den groet van den mindere niet steeds even correct beantwoordt als deze wordt toegebracht." Blz. 39„In het algemeen bedenke iedere meerdere, dat de correcte wedergroet den mindere tot voorbeeld dient, hoe hij zelf behoort te groeten goed voorbeeld doet goed volgen Op blz. 57 wijst S. op het misbruik, dat z.i. nu en dan van het Volkslied wordt gemaakt en typeert zulks met de mededeeling, dat eenige jaren gele den een oude vrouw, die 50 jaar in de residentie een orgel had gedraaid, na een toespraak van den burgemeester, het Wilhelmus werd toegezongen en nog krasser, dat de bekende negerdanseres Josephine Baker bij haar aankomst te Rotterdam met het Wilhelmus werd begroet. S. toont zich min of meer een voorstander van het gebruik van het Wien Neerlandsch Bloed naast het Wilhelmus, waarbij het eerste dan in zekeren zin een tweede plaats inneemt. Met deze hoe goed ook bedoelde suggestie meenen wij ons niet te mogen vereenigen. O.i. dient het Volkslied ten gehoore te worden gebracht wanneer de aard van de plechtigheid zich daartoe leent en mag er geen sprake zijn van een eerste en een tweede rangs Volkslied. Wij meenen in dit verband te mogen wijzen op de hier te lande bestaande bepaling, die het spelen van een gedeelte van het Wilhelmus als eerbewijs voorschrijft. Dit gebruik van het Volkslied moet o.i. op den buitenstaander een eenigszins vreemden indruk maken en lijkt ook minder logisch. Of het een of het ander, men gebruikt het ge'heele Volkslied of in het geheel niet. Op blz. 73 treffen wij de zeer juiste woorden aan„Eene nette tenue, het correct brengen van de eerbewijzen, het ceremonieel bij het aflossen van wachten en posten, het marcheeren van troepenafdeelingen, de militaire muziek, parades en andere plechtigheden, kortom alles wat oog en oor van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 45