7. CHINA.
(Van onzen correspondent).
Het zou onjuist zijn te beweren, dat de oorlog in China bezig is
van karakter te veranderen. De strijd tusschen beide strijdmach
ten duurt onveranderd en onverdroten voort. Het valt echter
niet te ontkennen, dat het Chineesch-Japansche conflict zich in
de laatste maanden snel over een veel grooter gebied begint uit
te breiden. Zulks is niet te verwonderen wanneer men bedenkt,
dat het nu welhaast voor den meest verstokten ongeloovige dui
delijk is geworden, dat de strijd niet alleen gaat om de „bevrijding
van het Chineesche volk van het juk der KuoMinTang-regeering"
lees „onderwerping en koloniseering van dit volk door de Japan-
sche militairen" doch evenzeer om de verdrijving van de rest der
wereld van een markt met bijna 500 millioen afnemers. Wat een
voorspoedig China als wereldmarkt zou beteekenen, kan blijken
uit een eenvoudig voorbeeld. Tot nu toe hebben vermoedelijk
90 der Chineezen nooit suiker geproefd. Indien hun welvaart
door betere productie, betere communicatiemiddelen, 'grooteren
uitvoer zoodanig toeneemt, dat zij zich gemiddeld per hoofd van
de bevolking de weelde van 1 kg suiker zouden kunnen veroor
loven, zou dit een invoer van ongeveer 8 millioen pikol suiker per
jaar beteekenen. En zoo zou het op elk gebied navenant zijn.
Het was echter moeilijk voor de het meest bij den handel op
China betrokken mogendheden, actief op te treden ter bescher
ming van hunne belangen, vóór zij de overtuigende bewijzen in
handen hadden van de werkelijke bedoelingen der Japansche
militairen, die ondanks de tot in den treure herhaalde verze
keringen der Japansche regeering, dat Japan er niet aan denkt de
rechten der 3de mogendheden te schenden, en evenmin plan heeft
de open deur van China te sluiten voortgaan met het vernie
tigen van elke mogelijkheid voor niet-Japanners tot het drijven
van handel in dat land.
Lukt het den Japanschen militairen het bestuur der concessies
van de westersche mogendheden over te nemen, of daar een over
wegende stem te verwerven, dan zullen zij daardoor in staat zijn
de laatste resten van den westerschen handel in China uit te
roeien. Groot-Brittannië zou in dat geval het meest te lijden heb
ben. Het heeft ongetwijfeld het grootste kapitaal in China belegd.
Als afzetgebied is echter China van wellicht nog meer beteekenis
in de toekomst voor de Vereenigde Staten.
820