Is het te verwonderen, dat Hiranuma na de onderteekening van dit „agreement" aan de Japansohe pers meende te kunnen mede- deelen, dat nu de Britten hun steun aan de Chineesche regeering zouden moeten opgeven, aangezien zij nu hun pro-Chineesche politiek hadden prijsgegeven (overigens in ruil voor niets), het geen niet zou kunnen nalaten een zeer ongunstigen invloed te oefenen op het moreel der Chineezen. En het zijn niet slechts de Japanners, die in deze eenzijdige verklaring lezen, dat nu aan hen het recht is toegekend naar goeddunken te handelen met alle concessies, met scheepvaart op de rivieren, in één woord zooals een journalist het uitdrukte tot de maan en sterren incluis op te eischen. Ook de Britsche Kamer van Koophandel, te zamen met verschillende andere officieele lichamen te Shang- Hai, lazen de overeenkomst niet anders en zonden aan de Britsche regeering een zeer scherp gesteld protest over de wijze, waarop deze de in Ohina verblijvende Britten en hunne belangen opof ferde. Wat de Japansche militairen betreft, het meerendeel las de overeenkomst zooals de premier. Velen echter vonden haar niet positief genoeg gesteld, en meenden, dat de Japansohe regeering had moeten eischen, dat de Britsche regeering op veel duidelijker wijze erkende haar pro-Chineesche politiek te hebben laten varen, en in de toekomst aan de nieuwe orde van zaken in China te zullen medewerken. Een München van het Oosten dus Neen, zegt de Britsche regeering met klem, de Britsche regeering heeft haar politiek in het Verre Oosten in geen enkel opzicht gewijzigd, en zal voortgaan China te steunen. En wanneer men ziet hoe de Britsche ambassadeur te Tokyo zich blijft verzetten tegen iederen gespecificeerden eisch der Japanners, dan zou men geneigd zijn te gelooven, dat in dit geval de Britsche regeering inderdaad meent wat zij zegt. Steeds meer raakt men overtuigd, dat de conferentie niet anders dan op een „deadlock" kan uitloopen. Als een donderslag bij helderen hemel moet den Japanners te midden van de feestvreugde over het politiek succes bij de eerste besprekingen behaald, de tijding in de ooren geklonken hebben van de opzegging door de Vereenigde Staten van het Amerikaansch-Japansche verdrag van handel en vriendschap van 1911. Daarmede hebben de Amerikanen den economischen strijd tegen Japan ingeleid, en hebben zij op onbarmhartige wijze de Japansche illusie verstoord als zouden zij met de Japanners nog steeds in de beste verstandhouding leven, ondanks het feit, dat de Amerikaansche handel geen haar beter behandeld wordt dan de Britsche en het feit, dat de Amerikannen nog steeds wachten op eene bevredigende beantwoording laat staan afdoening door de Japanners van een paar honderd protesten over de schen ding van Amerikaansche rechten en de vernieling van Ameri kaansche eigendommen. Wat een Amerikaansch uitvoerverbod iets wat nu mogelijk is geworden voor Japan zou beteekenen, 822

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 52