op gericht was de zieke paarden in bijzondere, voor dat doel opge richte, ruimten onder te brengen en te behandelen. In ieder geval weten we uit het „Hygini gromatici liber de munitionibus castrorum", dat zich omstreeks de 3e eeuw na Chr. bij ieder legioen drie „veterinaria" bevonden, welke in de nabijheid der „valetudinaria" (ambulances) lagen. In deze „veterinaria'" moeten we dus de eerste ziekenstallen zien, waar de paarden van alle kohorten, welke tot het betreffende legioen behoorden opname konden vinden. Nadere bijzonderheden over de inrichting van zoo'n „veterinarium" gaf Hyginus in zijn boek echter niet. Trouwens over het algemeen is er weinig in de literatuur te vinden over de diergeneeskunde uit het einde der klassieke oudheid en de heele middeleeuwen. Even zeker als het vast staat, dat de diergeneeskunde tijdens den bloei van Athene en Rome haar hoogtepunt bereikte, even zeker is het, dat zij met den val van Rome tot verval geraakte. De verworven kennis der geheele Grieksche en Romeinsche geneeskunde raakte in vergetelheid en maakte plaats voor bezweringsformules en dergelijke hokus- pocus. Zoo was aan het einde der middeleeuwen in stede van vooruitgang een teruggang van eeuwen bij de geneeskunde, en van zelf ook bij de diergeneeskunde, te constateeren. Geen wonder, dat uit dien tijd geen mededeelingen bewaard zijn gebleven over de veterinaire inrichtingen en de uitoefening van de diergenees kunde in het algemeen bij het leger. Dan volgt er weer een tijd van opleving in de geneeskunde en diergeneeskunde en verschijnen er weer publicaties op velerlei veterinair gebied. Zoo gaf in 1821 Tscheulin, de Hofpaardenarts van den Groot hertog van Baden, in zijn werk „Kriegspferdekunde" aanwijzingen voor de inrichting van ziekenstallen, of dierhospitalen in oorlog en vrede, en van de „Arzneiküchen" (apotheken) daartoe be- hoorende. In een boekje „Das Kriegspferd in gesundem und krankem Zustande" geeft Abieitner, een Beiersche paardenarts, zijne ervaringen in den oorlog van 1866 opgedaan weer en geeft hij voorschriften voor een doelmatige verdeeling der marode-depóts x) over de legercorpsen en over de inrichting ervan. Wat de mate- rieele voorziening betreft, zou volgens hem elke paardenarts uitgerust dienen te zijn met een verbandtasch van klein formaat, welke alle noodzakelijke instrumenten moet bevatten. Ter be schikking van den Chef-paardenarts van het „Hoofdmarode-depót" moet staan een veterinaire apotheek-verbandwagen, welke moet bevatten een veldapotheek, het noodige instrumentarium alsmede voldoend materiaal en hulpgereedschap voor de chirurgische en J) Marode uitgeput, afgemat. 829

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 59