839
„Vier slagkruisers" luidt, volgens het Bat. Nieuwsbl., de conclusie
van de technische commissie, welke het kabinet-Colijn ter oplossing
van het probleem der maritieme verdediging van Indië had ingesteld.
Of het bericht juist dan wel onjuist is, blijve hier onbesproken.
Ons doel is slechts te wijzen op de reactie, welke het verwekt heeft,
en dan speciaal in het blad, dat het bericht publiceerde.
Ritman gelooft er wel aan, maar hij is pessimistisch ten aanzien van
de mogelijkheid 'der uitvoering van de voorgestelde plannen. Dat is
begrijpelijk, na al 'tgeen gepasseerd is. De mate van zijn pessi
misme is echter wel uitzonderlijk groot. Zijn prognose luidt„de vloot
'krijgt een verfje en daar moet Indië mee tevreden zijn".
Voor een dergelijk pessismisme nu is grond noch reden. Wij houden
er ons van overtuigd, dat voor de Indische defensie van het kabinet-
De Geer veel minder te verwachten is dan van het vijfde kabinet-
Colijn. Juist om die reden hebben wij het heengaan van Colijn be
treurd. Maar tusschen het verfje van het Bat. Nieuwsblad en de even-
tueele plannen van het kabinet-De Geer zal de afstand toch wel zéér
groot zijn. Hoe groot, blijkt reeds uit de heden geseinde verklaring
van den nieuwen minister van defensie, overste A. Q. H. Dijxhoorn,
dat in de zeer nabije toekomst de weermacht van Neder-
landseh-Indië belangrijk zal worden versterkt.
't Is mogelijk dat vice-admiraal mr. J. C. Jager nu de kans van
zijn leven krijgt. Bij de sociaal-democraten en een belangrijk deel
■van de katholieken kunnen zijn plannen inzake een geduchte uitbrei
ding van Indië's luchtmacht op instemming rekenen. Bovendien is de
nieuwe minister van defensie een man van het leger. En het leger
hier en ginds zweert bij een sterke luchtmacht.
Wij zullen echter hebben af te wachten, welk karakter de bij de
Staten-Generaal in te dienen voorstellen zullen dragen. Het bij
voorbaat kweeken van een bepaalde stemming tegen het nieuwe
Nederlandsche bewind, dat over de Indische defensie nauwelijks een
woord geschreven of gesproken heeft, lijkt ons intusschen billijk
noch verstandig.
Weigeren wij dus voorshands het pessimisme van het Bat.
Nieuwbl. te deelen, ten opzichte van zijn optimisme ten aanzien van
een ander punt zijn wij nu eens pessimistisch gestemd. Het blad
betoogt namelijk, op grond van de veronderstelde conclusie van de
commissie, dat over het groote vraagstuk van Indië's defensie in de
marine thans blijkbaar eensgezindheid heerscht.
„Er is, zegt onze collega, geen reden, en zeker niet na het
„rapport" van de commissie, om ten gelooven, dat de heer Jager
het bij het rechte einde heeft en alle actief dienende opperoffi-
cieren bij het verkeerde. Wij weten nu zeker, dat de marine van
meening is, dat het slagschepen-plan kan en dus moet wor
den verwezenlijkt."
De feiten spreken, dunkt ons, een andere taal.
In een vergadering van de Vaderlandsche Club op Zaterdag 10
December 1938 drong de heer H. V. Quispel, wiens woord in de kringen
van de marine gezag heeft, allerminst aan op versterking van het
Indische eskader met slagschepen. Integendeel. Hij zeide woordelijk
„En ik weet mij tolk van de geheele Koninklijke Marine van
den hoogste tot den laagste, zoo hier als overzee, als ik U zeg,
dat wij 6 kruisers moeten hebben