845 het vorige jaar besloten werd een Europeesch beroepspersoneel van 4320 man noodig was, zoodat er nog ruim duizend man aan ont breekt. Herhaaldelijk is van regeeringszijde verklaard, dat alle marine opleidingen op volle kracht werken, doch het bleek niet mogelijk in drie jaren tijds het personeel op sterkte te brengen. Gaat men tot de aanschaffing van slagkruisers over, dan zal de personeelsuitbrei ding veel en veel grooter zijn en men voor heel wat ernstiger moeilijk heden komen te staan. De sterkte der Indische legerluchtmacht was in 1936 nog zeer bescheiden, eerst in dat jaar werd tot aanschaffing der Glenn-Martin bommenwerpers besloten, welke een zeer groote uitbreiding van mate rieel en personeel tengevolge had. Einde 1938 beschikte men over bemanningen voor de toen aanwezige bommenwerpers, omstreeks tach tig en hoe intens er gecefend wordt bij de militaire luchtvaart, blijkt wel uit het aantal gevlogen uren, dat in 1936 slechts 7724 bedroeg, doch in 1938 tot 27145 gestegen was. Ook elders ziet men, dat, wat het personeel betreft, een relatief kleinere vlootuitbreiding veel grootere bezwaren oplevert'voor de per soneelsvoorziening, dan een veel grootere uitbreiding der luchtmacht. Engeland levert dienaangaande wel een zeer duidelijk voorbeeld. In de drie jaren, dat de herbewapening daar te lande ter hand geno men is, werd de luchtmacht in veel grootere mate uitgebreid dan de vloot, maar terwijl het luchtwapen met geen personeelsbezwaren te kampen had, bleek het tijdig verkrijgen van goede onderofficieren, zoowel van het deks- als het machinekamerpersoneel, de admiraliteit voor groote moeilijkheden te plaatsen. Zoo blijft er van de zakelijke argumenten, door de Neerlandia-Pers ten bate der slagkruisers aange haald, niet veel over. Maar hoe staat het dan met den nadruk, die op de groote politieke beteekenis, welke het bezit van drie of vier slagkruisers voor ens zou hebben gelegd wordt, waardoor de moge lijkheid bestaat aan acties ver buiten ons gebied deel te nemen en aldus een factor van doorslaggevende beteekenis in de internationale politiek te vormen Onze opvoilgende regeeringen hebben steeds en zeer terecht vast gehouden aan onze zelfstandigheidspolitiekdie bovenal op de onbe perkte handhaving van onze souvereiniteit binnen ons gebied gericht was en die zoo kernachtig tot uitdrukking kwam in het „Wij willen ons zelf zijn en blijven". Die zelfstandigheidspolitiek moet bovenal op de verdediging van het eigen territoir gericht zijn en dienovereenkomstig de daarvoor meest geëigende verdedigingsmid delen, binnen het kader onzer financieete krachten, kiezen. Richten die middelen zich echter op het vormen van een politieken factor in de wereld, dan zal er ten slotte van de beproefde zelfstandigheids politiek weinig overblijven en gehandeld worden in strijd met de ziens wijze waaraan onze regeering in het begin van de vorige maand tegen over de Engelsche en Fransche regeeringen nog zoo nadrukkelijk uiting heeft gegeven, toen ons land in de besprekingen te Moskou genoemd was. Daarmede is meteen de politieke factor van onze weermacht in de wereldwaaraan de Neerlandia-Pers zoo groote beteekenis hecht, tot haar juiste waarde teruggebracht. In haar verklaring van 25 Juli j.l. deelde de regeering mede, dat zij bij de indiening der begrooting in September a.s. mededeeling zou doen van haar voornemens met betrekking tot de versterking der maritieme verdediging van Ned.-Indië. De verschillende denkbeelden dienaangaande worden door een technische commissie op hun mili taire beteekenis en op de financieele gevolgen onderzocht. Daaruit zou men opmaken, dat de Nederlandsche regeering zich alleen tot de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 75