907 (2) De uitvoering van een tegenstoot is eenvoudig opgezet, zonder samenwerking met andere infanterie-afdeelingen of hulpwapens 103 „(1) De tegenaanval is een handeling, welke wordt ondernomen, hetzij tegen een omvattende (c.q. overvleugelende) beweging van den tegenstander, dan wel tegen een in de stelling binnengedrongen vijand, wiens verdere beweging tot staan is gekomen en die bovendien reeds geheel of gedeeltelijk gereed is om het juist veroverde terrein te verdedigen. (2) De tegenaanval zal dientengevolge grooter van omvang moeten zijn en met name hoogere eischen met betrekking tot het vuurover- wicht stellen dan de tegenstoot, zoodat krachtige medewerking van de artillerie in de meeste gevallen noodzakelijk is en de uitvoering van den tegenaanval geheel overeenkomt met die van den gewonen aanval Uit het voorgaande kan dus worden vastgesteld a. zoowel tegenstoot als tegenaanval worden uitgevoerd door plaatselijke reserves, de tegenstoot binnen het raam van het bataljon, de tegenaanval in onze verhoudingen door het bat. in regimentsreserve (het regiment in hooger verband) T) b. beide gevechtshandelingen beoogen hetzelfde doelhet terug werpen van den onverhoopt binnengedrongen vijand uit de te verdedigen terreinstrookaan den tegenaanval, ingezet tegen „een omvattende (c.q. overvleugelende) beweging van den tegenstander" moet in zekeren zin een preventieve wer king worden toegekend c. de benamingsverschillen geven dus niet een verschil in tac tisch begrip aan, doch bepalen in hoofdzaak den omvang van de te voeren actie. In aansluiting op het vorenstaande moet worden opgemerkt, dat de sie.cdt. in de vuurlinie met zijn in de diepte opgestelde gevechtsgroep (en) of k-groep(en) dus nimmer een tegenstoot uitvoert. G. V. I. punt 210(2) vermeldt: „Gelukt het den vijand naast de afdeeling door te dringen, dan zal de betrokken com mandant door zooveel manschappen als hij in front kan missen den binnengedrongen vijand in de flank doen beschieten, totdat de achter geplaatste afdeelingen tot den tegenstoot overgaan" De groepen, behoorende tot een sie. van de vuurlinie, worden dus uitsluitend onbeweeglijk gebruikt en hebben tot taak 's vijands aanval door haar vuur tot staan te brengen en in het handgemeen het door haar bezette terrein voet voor voet te verdedigen. De in de diepte opgestelde gevechtsgroepen van de voorsectiën vormen een onverbreekbaar, onbeweeglijk deel van de vuurlinie. Het kleinste onderdeel, dat eerst een tegenstoot kan uitvoeren is de sectie in compagniesreserve. 2) Voor het geval, dat de tegenaanval kan worden uitgevoerd door de algemeene reserve, zie hierna onder 4. 2) G. V. I. (oud) punt 222 (1) „de cie.cdt. leidt persoonlijk den tegen aanval (bedoeld istegenstoot) van de compagniesreserve.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 30