930
industrie van den tegenstander in te grijpen. Luchtbombardementen op
oorlogsfabrieken, op voedselopslagplaatsen als graansilo's, koelhuizen, haven
loodsen e.d., op transportmiddelen enz., ook diep in het vijandelijke binnen
land zullen in toekomstige oorlogen schering en inslag zijnhoudt de
economische oorlogsvoorbereiding hiermede geen rekening, dan zal dit in
korten tijd tot ontreddering van de voorziening in de behoeften van weer
macht en burgerbevolking leiden.
Zóó onmisbaar is heden ten dage de economische verdediging, dat zij zelfs
de grens der weermachtsterkte bepaalt. Want aangezien, om één soldaat
aan het front van het noodige te voorzien, thans acht arbeidskrachten achter
het front blijvend aan het werk moeten zijn, heeft het geen zin de weer
machtsterkte op te voeren tot een peil, waarmede de economische verdediging
geen gelijken tred kan houden. De organisatie van de weermachtsorganen,
leger, vloot en luchtmacht, en die van het „home-front" moeten dus een
harmonisch geheel vormen. Op grond hiervan komt S. tot de uitspraak dat
het niet gewenscht is de sterkte van het Nederlandsche leger boven de
350.000 man op te voeren voorts dat het instellen van algemeenen arbeids
plicht voor mannen en vrouwen van 17-60 jaar in oorlogstijd onvermijdelijk
zal zijn.
De politiek-strategische positie van Nederland en Nederlandsch-Indië in
het 'kort in beschouwing nemend constateert S., dat de eenige politiek, die
Nederland in een komenden oorlog voeren kan, zooals wij deze ook in den
wereldoorlog gevoerd hebben, een doelbewuste zelfstandigheidspolitiek is,
nu het beginsel der collectieve veiligheid helaas is ineengestort. Maar dan
moet ook de eisch gesteld worden, dat Nederland hiertoe de middelen bezit,
niet alleen militair doch ook economisch. Zonder deze middelen is zelfstan
digheidspolitiek niet meer dan een holle phrase. Daartoe acht hij als minimum
voor Nederland noodig een modem uitgerust en bewapend veldleger van
6 divisiegroepen en 2 lichte divisies en een luchtmacht van 270 bombar
dementsvliegtuigen in eerste linie en 180 in tweede linie, benevens 180 jagers
en verkenners.
Aan luchtafweermiddelen op den grond bepleit S. voor de 4 grootste steden
alleen al 8 regimenten luchtafweergeschut van in totaal 288 stukken, zco-
mede 8 regimenten luchtdoelmitrailleurs, elk a 144 stukkenvoorts 576
zoeklichten. Daarnaast zijn dan o.m. nog noodig een groot aantal onderko
mens, een eerste oorlogsvoorraad van 60.000 ton chloorkalk en minstens
20 a 25 millioen zandzakken.
Als een typeerend staaltje, hoe ver de oorlogsvoorbereiding gaan moet,
zij hier aangehaald hetgeen S. opmerkt betreffende de glasvoorziening.
Indien een eskader van 36 bommenwerpers, waarvan wordt neergeschoten,
zijn bommen over een groote stad laat vallen, zal ongeveer 100.000 m2
vensterglas vernield zijn. Produceert de oorlogsindustrie nu niet voldoende
vensterglas om de vernielde vensters op korten termijn te kunnen herstel
len, dan zullen na korten tijd tal van woningen in de steden eenvoudig
onbewoonbaar zijn tengevolge van de luchtbombardementen. Ook dit weinig
voor de hand liggende probleem zal dus zorgvuldig moeten worden overdacht
en tot oplossing gebracht, wil men er in oorlogstijd niet de zeer nadeelige
gevolgen van ondervinden. En zoo zijn er vele.
Leerrijk en ook voor ons van groote waarde zijn schrijvers beschouwingen
betreffende de overzeesche verbindingen in oorlogstijd. Hij betoogt, dat reeds
in tijd van vrede de selectie zal moeten geschieden van de voedingsmiddelen
en grondstoffen, die tot zekere hoogte prioriteit van invoer zullen moeten
hebben, voorts dat de contante aankoop daarvan in landen overzee en het
vervoer dezer goederen zorgvuldig zullen moeten worden voorbereid. Voor
dit transport zal veelal het varen in convooi noodig zijn, waartoe over
voldoende convoyeurs moet worden beschikt, terwijl de koopvaarders met
10,5 cm geschut en luchtdoelmitrailleurs, ten deele zelfs met paravanes
zullen moeten worden uitgerust.
Zeer belangrijk is het hoofdstuk betreffende de financieele verdedigings-
voorbereiding. Het uitbreken van een oorlog brengt steeds een zwaren ver—