932 opgeleide officieren-specialisten en niet bij personen uit het bedrijfsleven. Wel zullen de laatsten als adviseurs moeten worden ingeschakeld. Binnen liet bestek van deze bespreking is het niet mogelijk dieper op de industrieele oorlogsvoorbereiding in te gaan. Onderwerpen als grondstoffen- voorziening, productieregeling, opleiding van vakarbeiders, strategische grond stoffen, barterovereenkomsten, staal-, kolen- en energievoorziening, norma liseering en standaardiseering, vestigingsplaatsen nieuwe fabrieken, uitge stelde inkoop- en productiecontracten, werkloosheidsbestrijding door opbouw der oorlogsindustrie, research-arbeid, e.d. zouden daartoe afzonderlijke bespreking verdienen. Hier zij volstaan met de vermelding, dat ook dit hoofdstuk een schat van gegevens en beschouwingen bevat. Na nog aandacht te hebben geschonken aan het transportvraagstuk 'behandelt S. in het slothoofdstuk de organisatie van de economische verde diging. Hij geeft eenige vluchtige aanduidingen 'betreffende de wijze waarop dit vraagstuk in enkele landen is aangepakt en constateert vervolgens dat de Nederlandsche organisatie, in vergelijking met andere landen, niet aan de eischen, welke een goede economische verdedigingsvoorbereiding stelt, voldoet. Tenslotte geeft hij een schema van de z.i. voor Nederland noodig geachte organisatie, welk schema er in groote trekken als volgt uitziet. Aan den top dient z.i. in vredestijd een „Raad van Verdediging van het Rijk" te staan met den premier als voorzitter en als leden de ministers, de chefs der staven en enkele deskundigen. Daaronder werken verschillende subcommissies, met adviseerend karakter. De premier en de ministers van Defensie, Buitenlandsche Zaken, Bewa pening, Economische Zaken en Koloniën vormen in oorlogstijd het Oorlogs kabinet, dat beslissingen neemt in kwesties, die geen uitstel toelaten. Daaronder is een onder de directe leiding van den premier staand „Cen traal Bureau van Coördinatie -van Economische Verdedigingsvoorbereiding" gedacht, dat tevens Algemeen Secretariaat is van de hoogergenoemde des kundige subcommissies. Met de eigenlijke uitvoering van de verdedigings- voorberei'ding worden de. volgende bureau's van het Centraal Bureau belast 1 Bureau Industrieele Productie. 2 Gropdstoffen- en Goederenvoorziening. 3 Energievoorziening en Brandstoffen. 4 Arbeid en Arbeidsdienstplicht. 5 Standaardisatie en Normalisatie. 6 Voedselvoorziening. 7 Prijscontrole, Handel en Verkeer. 8 Propaganda. 9 Financieele Verdediging. Breekt een oorlog uit, dan wordt een Ministerie van Bewapening opgericht, waaronder de Bureau's 1 t/m 5 komen. De Bureau's 6, 7 en 8 komen onder het Ministerie van Economische Zaken en Bureau 9 onder het Ministerie van Financiën. Alle bureau's zijn in secties onderverdeeld, terwijl elke sectie adviescom missies heeft, waarin het niet-ambtelijke element sterk overweegt. Bij het Departement van Defensie behoort voorts een Tweede Afdeeling C „Luchtdefensie" te worden opgericht, waaronder luchtafweer, luchtmacht en luchtbescherming ressorteeren. Daarnaast acht S. het oprichten noodig. van een opleidingsschool voor zg. „costs-officers" en voor reserve-officieren in de economische verde- di'gingsvoorbereiding, evenals dit in Engeland, Frankrijk, Italië en Amerika is geschied. Welken omvang deze opleiding in die landen heeft aange nomen moge blijken uit het feit, dat alléén al in de productie-zone New- York thans reeds, uitsluitend voor de voorbereiding der oorlogsindustrie, 430 beroeps- en reserve-officieren zijn ingedeeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 55