beschouwd. Als de art.cdt. bijv. een goed inzicht in het terrein heeft, dan is het wenschelijk, dat de inf.cdt. zich naar den art.cdt. richt. 37 Het V.G.V.I. behandelt uitsluitend de handelingen op het gevechtsveldom die reden treft men ook geen bijlage aan, ver meldend de echelonneering van de staven gedurende den marsch. Aan de hand van de bijlagen IVa en IVb zal het echter niet moei lijk vallen de blzn. III 7 t/m 10 van het zakboekje voor den off. enz. bij te werken. Lid 5 van dit punt zou wellicht in dier voege kunnen worden aangevuld, dat ook maatregelen tegen pantser gevaar moeten worden genomen. Verder moge nog de aandacht op lid 6 worden gevestigd. Men ziet wel eens, dat in bevelen de copn. van ondercdtn. worden vastgesteld. Om te bereiken, dat de ondercdtn. zoo min mogelijk in hun keuze van de plaats van den cop. zullen worden beperkt, geeft het voorschrift duidelijk aan, dat dit vaststellen alleen door den reg.cdt. kan gebeuren, wanneer zulks uit een verbindingstechnisch oogpunt wenschelijk is. 43 is een verbetering van 34(1) van het G.V.I. '25, waarin nog geen duidelijk onderscheid tusschen het vbd. en de vbn. wordt gemaakt. Is dus een bepaalde vb. om de een of andere reden niet tot stand gekomen, dan zal de betrokken cdt. eerst het vbd. opnemen (bijv. door een off. of een patrouille te zenden of via den gemeenschap- pelijken hoogeren cdt. tf. contact op te nemen) en dan pas zoo noodig een vb. tot stand brengen Onderdeel C is in ons gevechtsvoorschrift een nieuwe verschij ning het bevat de aanwijzingen voor de inf. van de terzake in het A.T.V. en den Lstd. opgenomen bepalingen. Men dient daarbij goed voor oogen te houden, dat de inlichtingsdienst bij de kleine een heden zich een ander doel stelt dan die bij de groote eenheden (vgl. 46 met A.T.V. I, 11(1)), terwijl de kleinste eenheden meer in het bijzonder alles moeten melden, wat binnen hun wg.kring is gelegen (50(1)). Terloops moge worden gewezen op het belang van het wg. en melden van de mogelijkheden betreffende den op- marsch, den inzet, het in stl.komen en den vuursteun van gevechts organen (zie ook 116 (2)125 (3)133 (3) en de in de inleiding ver melde „geloofsbelijdenis"). De personeelsbezetting van den inlichtingsdienst zal wel geen onverdeelde instemming vindenzoolang wij echter nog niet over afzonderlijk personeel daarvoor beschikken (m.u.v. de bediening schaarkijkers in den reg.staf, die uitsluitend voor de wg. kunnen worden gebruikt zijn zij daarin reeds geoefend moet noodge dwongen op ander personeel een beroep worden gedaan. 2 en 55 bevatten de uitvoeringsbepalingen van A.T.V. I, 13. Zij houden rekening met de mogelijkheid, dat de onderdeelen de taal van den tegenstander niet machtig zijn en ondervraging dus geen nut zal afwerpen. Daarom vindt bij het bat. in het geheel geen onder vraging plaats, de eerste ondervraging vindt plaats bij het reg. 936

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 59