Driel werd gedood. De luitenant der mariniers Copius Peereboom
kreeg op dezen tocht zonnesteek, waaraan hij eenige uren later
te Seroeway overleed.
E.e.a. had echter niet tot een afdoend resultaat geleid.
Nauwelijks toch waren de troepen op 17 Februari de rivier
afgezakt of de vijand begon op den avond van dienzelfden dag
Seroeway weer te beschieten. Voorts ging hij er de volgende
dagen toe over om de verlaten stellingen weer in staat van ver
dediging te brengen, zware versperringen in de Tamiangrivier te
maken en bij Pasir Poetih een reeks van nieuwe stellingen aan
te leggen.
Nu werd de kapitein La Feber uit Medan ter verkenning naar
Seroeway gezonden. Hij voer met het s.s. „Anna" de Tamiang
op, geconvoyeerd door sloepen van Hr. Ms. „Madoera". Bij Pasir
Poetih, tusschen Rantau en Seroeway, stuitte men op een ver
sperring, terwijl uit de versterkingen aan den oever een hevig
vuur werd ontvangen. Ook op den terugtocht werden de vaar
tuigen beschoten.
Naar aanleiding van deze ervaring werd besloten tot een nieuwe
excursie, die grondig werd voorbereid. Hr. Ms. „Koerier"
werd hiervoor speciaal ingericht o.m. door het aanbrengen van
een bewapening van licht geschut en van een verhoogde stand
plaats, een z.g. kraaiennest in den mast, waarin scherpschutters
zouden worden geplaatst. Op het dek werden blindeeringen
gemaakt tot dekking van de manschappen. Mede namen aan de
expeditie ongeveer dezelfde schepen deel als aan de eerste
excursie.
De geheele troepenmacht met inbegrip van de marine-landings
divisie, die 29 Maart 1893 op de reede van Tamiang bijeen was,
bestond uit 11 officieren en 285 minderen, benevens een afdeeling
artillerie ter sterkte van 1 officier, 24 minderen en 54 dwang
arbeiders en de ambulance.
In den vroegen morgen van 30 Maart werd de flotille geformeerd
en met de „Koerier" aan het hoofd ging het de rivier op. Overal
heerschte diepe stilte. Zelfs Rantau Pakam, dat op 15 Februari
zwaar bezet was, voer men voorbij zonder iets van den vijand
waar te nemen.
Nauwelijks was men echter den hoek bij Pasir Poetih gepas
seerd of de flotille werd krachtig onder vuur genomen. De
„Koerier" forceerde de versperringen in de rivier en werd daarna
met den kop in den wal gezet tegen de oeverversterking die onder
vuur werd genomen.
Intusschen waren de troepen van de overige schepen geland.
Zij trokken in verspreide orde door het zeer moeilijk begaanbare
terrein voorwaarts en ofschoon de vijand een zwaar vuur onder
hield, stormde alles op het signaal „attaqueeren" naar voren, om
onder een luid „hoera" de borstwering te beklimmen. De vijand
882