echter wel eenig houvast geven en zullen daarom in hfdst. V noode
gemist kunnen worden. Als norm zou kunnen gelden, dat de cie.
oplost, zoodra zij onder gericht art.vuur dreigt te komen de sie.
wordt opgelost, zoodra zij binnen het bereik van vij. mitrn. dreigt
te komen, terwijl wij groepscolonnes moeten vormen, zoodra wij
werkzaam inf.vuur (dat zou om de gedachten te bepalen 1600 m
van den vij. het geval kunnen zijn) verwachten.
Onderdeel C bevat slechts de algemeene verplichtingen van
cdtn. van onderdeelen en van cdtn. van hun reserves. De taak van
de reserves zelf houdt zoo nauw verband met de uit te voeren
gevechtshandeling, dat behandeling daarvan ongetwijfeld beter
in de desbetreffende hoofdstukken kan plaats vinden.
geeft een gewijzigde redactie van G.V.I. '25, 49. Men ziet thans
duidelijk het beginsel naar voren gebracht, dat de cdt. niet mag
aarzelen ter bereiking van zijn gevechtsdoel zijn reserve tot den
laatsten man in te zetten. G.V.I. '25, 47 (2) geeft dit beginsel slechts
aan, waar het betreft punten, waar succes wordt bereikt. Men
dient echter niet te vergeten, dat reserves ook dienen voor het
op sterkte houden van de voorste af dn. Daarnaast ziet men nog,
dat men met de melding aan den naast hoogeren cdt. niet moet
wachten tot het tijdstip, waarop het niet meer mogelijk is een
nieuwe reserve te vormen. Blijkt hieruit reeds, dat ook reserves
van ondercdtn. voor den naasthoogeren cdt. een middel zijn om zijn
invloed op het gevecht te doen gelden (93)een logische consequen
tie van dit beginsel is ook, dat hij een servituut op het gebruik
van de reserve van een naastlageren cdt. kan leggen (96).
Onderdeel D is een uitgebreide bewerking van G.V.I. '25, II C.
Van de daarin opgenomen punten moge de aandacht worden
gevraagd voor 100(3). Men hoort zoo vaak, dat kleine bedekte
terreinen worden gemeden „omdat zij het vuur tot zich trekken".
Wat zijn echter „kleine" terreinen Het voorschrift geeft als norm
oppervlakten kleiner dan één hectare. Aangezien tegenover het
bovengenoemde nadeel verschillende voordeelen staan, moet men
nagaan of die kleine terreinvoorwerpen nu wel geheel onbezet
kunnen blijven. Daarbij bedenke men, dat dergelijke terreinen,
indien zij bescherming geven tegen avn. van vewn., als steunpunten
voor den pantserafweer belangrijk aan waarde winnen. Het voor
schrift geeft daarom tevens aan, dat men er niet meer troepen in
moet plaatsen dan bepaald noodzakelijk is.
Van hfdst. III is onderdeel E wel het belangrijkste. De hierin
opgenomen aanwijzingen zullen de samenwerking tusschen de
fus.cien. en de zware inf.wapenen goed kunnen bevorderen, ter
wijl de inf.cdtn. er uit kunnen lezen, op welke wijze zij het hoogste
rendement uit hun wapenen kunnen verkrijgen. De grondslagen
voor de samenwerking tusschen de onderdeelen en die tusschen de
938