124(1)). Laatstbedoelde mitrn. kunnen echter zonder bezwaar aan
vankelijk voor de vuren op grootere afstanden worden ingezet,
zoodat wij daarvoor 7 mitrn. hebben (wij zullen deze soms ook
hard noodig hebben, zie 141 en 142). De reg.cdt. zal niet aarzelen
dit aantal op te voeren, indien het terrein deze vuren begunstigt
(119). Nadert de vij. nu de stl. dan zullen eerst de voor het storm-
vuur bestemde wapenen moeten uitvallen (zijn hierbij verliezen
geweest, dan worden deze uiteraard uit de reserves aangevuld).
Op een later tijdstip vallen ook de andere wapenen uit, v.z.v. zij
niet als neventaak het vuur op grootere afstanden hebben.
V.w.b. den av. beveelt het A.T.V. aan de mitrn. onder eenhoof
dige leiding te houden, als de omstandigheden daarvoor gunstig zijn
(A.T.V. 139 voor het vbd. zie V.G.V.I. 132) anders moet tot
algeheele of gedeeltelijke uitgifte worden overgegaan. Het V.G.V.
I. werkt dit nader uit en maakt v.w.b. de in de hand van den bat.
edt. gehouden mitrn. nog een verder onderscheid. Al deze mitrn.
staan uiteraard onder eenhoofdige leiding, nl. van den bat.cdt.
Kunnen eenige sien. daarenboven ook v.w.b. de vuurleiding onder
eenhoofdig bevel worden gesteld (vuurbasis), dan biedt zulks
veel voordeelen, vooral als daarbij zoowel mitrn. als mrtn. worden
betrokken (128(4)). In den av. kan de bat.cdt als volgt overwegen.
De voorcien. hebben in elk geval rechtstreekschen steun noodig,
zoodra zij het door den vij. bezette terrein willen binnendringen.
Als deze wapenen al vroegtijdig worden uitgegeven (vooral niet te
laat, zie 116(2)) zullen wij wellicht bezwaarlijk in het cie.vak
kunnen volgen, terwijl later ook kan blijken, dat de inzet niet over
eenstemt met de behoefte (129)Is het terrein over het algemeen
niet gunstig voor steun op grootere afstanden, dan begint de bat.
cdt. met een ruime af zondering (118) van mitrn. voor den recht
streekschen steun aan de voorcien. (d.w. dus niet zeggen
indeelen Voorziet hij, dat ook in een later stadium weinig heil
van vuur op grootere afstanden kan worden verwacht dus
nergens hooge opstellingen of overal smalle kampongstrooken
dwars op de av.ri. dan worden deze mitrn. ingedeeld (129(3) 1).
Men leze 129 ook in verband met 123.
Uit het vorenstaande volgt, dat een soepel gebruik van onze
zw. inf.wapenen zeer zware eischen stelt aan onze mitr.cien. zij
zullen zeker haar uiterste krachten inspannen om op het gevechts-
veld aan deze eischen te voldoen.
Een ander punt, dat nog al eens discussie uitlokt, betreft de
bevelsverhoudingen over de mitrn. en mrtn. Het A.T.V. vermeldt
daarover slechts, dat alle wapenen in een steunpunt onder een
hoofdig bevel staan. In het V.G.V.I. is dit punt nader uitgewerkt.
x) Het voorschrift vestigt in 19(4) de aandacht cp de kwetsbaarheid van
mitrn. in voorste lijn, vooral op de middelbare en kleine afstanden. Men
zal daarom alleen dan mitrn. in voorste lijn brengen, indien steunen met
flankeerend vuur of vuur over (tusschen) de eigen tpn. bepaaldelijk onmo
gelijk is.
910