ziekten dient er tevens rekening mee te worden gehouden dat 75—80% van de recruten (van de Timoreezen zelfs 95%) onge huwd is. In het geheele leger is de verhouding gehuwdenonge- huwden niet 1 4, zooals bij het depötbataljon, doch misschien wel 3 of 4 1. Onder de ongehuwden komen geslachtsziekten veel tal rijker voor dan onder gehuwden. Dit moet in aanmerking worden genomen om de cijfers voor de recruten (in 1938 gemidd. 8.66%) te kunnen vergelijken met het cijfer voor niet-Eur. militairen van het geheele leger (in 1936 7.53%) of met het cijfer van het leger op Java (in 1936 11.36%). De verhoogde besmettingskans door de factoren groote vitali teit, voor het eerst van huis en geld op zak, onervarenheid, het aantrekkelijke van de nieuwe omgeving e.a., is van oudsher de oorzaak dat geslachtsziekten onder de recruten zeer veelvuldig voorkomen. Die verhoogde kans wordt totaal onvoldoende gecom penseerd door remmende factoren als jeugdige schuwheid. De genoemde resultaten nu, zijn verkregen door intensief mili tair-hygiënisch onderricht. Dit wordt gegeven volgens richtlijnen, gebaseerd op overwegingen van psychologischen aard. Die over wegingen komen hierop neer de kern van ieder, naar lichaam en geest gezond individu, is overal één en dezelfde, ongeacht ras, milieu, afkomst, enz. Die kern bestaat uit instincten en neigingen, zooals de neiging tot zelfzucht, zelfbehoud, vrees, eigenwaan, eerzucht, hebzucht, ijdelheid, de zucht „iets te zijn" (althans te lijken), toegenegenheid, dankbaar heid, volgzaamheid, dienstbaarheid, enz., enz. Hoe minder ontwik keld het individu is, op des te lager niveau bevinden zich zijn neigingenspeciaal de invloed van het persoonlijk belang, het egoïsme, doet zich bij hem in alles sterker gelden. De belangstel ling in eigen aangelegenheden overheerscht, doch is niet gericht op hoogere aspiraties. Met de ontwikkeling vermindert de invloed van het egoïsme en wordt die van het altruïsme gericht op het welzijn van anderen en van de gemeenschap grooter. De belang stelling wordt naar hoogere doelen gericht. Dit geldt zoowel voor de neigingen, gericht op de vervulling van lichamelijke als op die van geestelijke behoeften. De primitieve mensch kenmerkt zich door onmatigheid en gulzigheid, resp. door het zich passief over geven aan verstrooiingen. Ook voor een derde groep van neigingen gaat dit op. Dit zijn de neigingen, meer gericht op abstracte begrippen, dus de neiging tot eerlijkheid, waarheidsliefde, plichts besef, betrouwbaarheid, zelfstandigheid, zelftucht, ongekunsteld heid en zoo voort. De primitieve mensch bezit deze neigingen in mindere mate en wordt ook hierbij meer geleid door egoïsti sche overwegingen, de ontwikkelde meer door altruïstische. Datgene, wat onderscheid geeft tussohen individuen en groepen, is voornamelijk het gevolg van meerdere of mindere ontwikke ling, hetzij van het verstand, hetzij van het gevoelsleven. 944

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 67