Mijnheer de VoorzitterDe Regeering meent goed te dóen, Haar
beantwoording van de opmerkingen, welke van de zijde van den
Volksraad over het ontwerp algemeene machtigingsordonnantie zijn
gemaakt, aan te vangen met nog eens in het kort uiteen te zetten,
welke overwegingen Haar tot de indiening van het ontwerp hebben
geleid.
In de eerste plaats verzekert de Regeering dan met volle overtuiging,
dat ook naar Haar oordeel regeling bij ordonnantie van alle onderwer
pen waarop het ontwerp betrekking heeft, de meest normale en de
meest wenschelijke vorm zou zijn geweest. Zij was dan ook voor
nemens in dezen vorm de noodige voorstellen te doen, maar de ingrij
pende wijziging van omstandigheden op internationaal-politiek terrein
hebben Haar gedwongen van dit voornemen af te zien.
De in voorbereiding zijnde ontwerp-ordonnantie, dat voor tijden
van oorlog en oorlogsgevaar de medewerking van openbare gemeen
schappen, bedrijven en personen beoogde te regelen, verkeerde name
lijk in een zoodanig stadium van behandeling, dat het niet voor
spoedige indiening gereed gemaakt kon worden.
Vandaar dat de Regeering zich genoopt heeft gezien, een onmid
dellijke voorziening te treffen, belichaamd in het thans in behandeling
zijnde ontwerp algemeene machtigingsordonnantie.
Dat het streven om den Volksraad uit te schakelen daarbij heeft
voorgelezen zooals uit het betoog van het geachte lid Wirjopranoto
valt af te leiden moet de Regeering bepaaldelijk ontkennen.
De Regeering -moet er voorts rekening mede houden, dat voor
zieningen als in het ontwerp bedoeld, plotseling noodig kunnen blijken
en dat dan in de practijk totstandkoming daarvan met den Volksraad
niet immer op zeer korten termijn mogelijk zou zijn. Van de gevraagde
bevoegdheden zal immers bij oorlog of oorlogsgevaar gebruik moeten
worden gemaakt. De kans bestaat nu, dat een normale wetgeving in
die omstandigheden niet mogelijk, of zeer bezwaarlijk is. Daarbij komt
nog, dat regeling bij regeeringsverordening toch ongetwijfeld sneller
tot stand kan komen. Men vergete hierbij niet, dat de onderwerpen,
waarover het ontwerp handelt, nog onbetreden terrein zijn. Hoe
licht is het niet mogelijk, dat wanneer een regeling omtrent
zoodanig onderwerp in de practijk wordt toegepast, het zal blijken,
dat wijzigingen moeten worden aangebracht <»f aanvullingen noodig
zijn. Zeer zeker ligt hier geen verwijt in opgesloten aan de diligentie
of medewerking van den Volksraad, zooals uit het betoog van den
heer Wirjopranoto zou kunnen worden afgeleid.
Mijnheer de Voorzitter Uit het betoog van enkele sprekers bleek
de behoefte aan eenige nadere preciseering van den aard der op te
leggen verplichtingen.
Zoo moge het geachte lid, de heer Loa Sek Hie, in het volgende
eenig antwoord op zijn vraag aantreffen. Wanneer ook wij onverhoopt
in den oorlog betrokken zouden worden, dienen alle beschikbare en
zich daartoe eigenende krachten en middelen, welke buiten de eigen
lijke weermacht staan, te worden aangewend. In de eerste plaats ten
bate van die weermacht door werkzaamheden achter het front, in
fabrieken en dergelijke.
Maar zeker in niet mindere mate ten bate van de burgerbevolking
zelf. In de behoeften van de volkshuishouding moet worden voorzien,
terwijl de beveiliging en bescherming der burgerbevolking haar bijzon
dere eischen stelt. Opengevallen plaatsen door naar het front vertrok
ken militairen moeten worden vervuld. Vitale bedrijven, zooals elec-
triciteit, gas- en waterleiding moeten zooveel mogelijk normaal in
gang gehouden worden. Tal van overeenkomstige aangelegenheden
eischen voorziening.