7. MILITAIR-HYGIËNISCH ONDERRICHT AAN RECRUTEN
VAN INHEEMSCHEN LANDAARD (I)
door
Dr. H. K. SCHEFFER,
Officier van Gezondheid le klasse.
Inleiding.
De voornaamste taak van den militair geneeskundigen
dienst is het voorkomen van ziekten, hoe nuttig haar tweede taak,
het verplegen van zieken en gewonden ook is. De resultaten van
die voornaamste taak zijn voor de directe waarneming in zekeren
zin negatief. Immers, het spreekt meer tot het gemoed één zieke
of gewonde gered, dan een cholera-epidemie, welke vele slacht
offers gemaakt zou hebben, voorkomen te weten.
De mate van waardeering voor de hygiënische taak, het voor
komen van ziekten, is mogelijk daardoor niet altijd in verhouding
met haar belangrijkheid en met de grootte van hare werkelijk
schitterende resultaten.
Wil men echter de resultaten zoo hoog mogelijk opvoeren, dan is
daarvoor de medewerking van lederen militair noodig, want
behalve de grootere oorzaken van ziekten, moeten ook de kleine
worden voorkomen, opdat ziekelijke afwijkingen reeds in haar
niet hinderlijke en ongevaarlijke beginstadia tot genezing kunnen
worden gebracht, althans verergering wordt voorkomen.
Die medewerking is een plicht en wel
een moreele, om te waken over den gezondheidstoestand van de
jonge menschen, die aan de zorg van het leger zijn toevertrouwd
een zakelijke, omdat het een economisch belang is hoeveel arbeid
en onkosten worden verwerkt in een soldaat
een krijgstuchtelijke omdat hygiëne een der levensvoorwaarden
is voor de slagvaardigheid van een leger.
Dit laatste geldt vooral in de tropen, waar bijv. de kans op
epidemische ziekten grooter is dan in gematigde klimaten. De
M.G.D. in de tropen is dan ook, zooals de toenmalige officier van
gezondheid le klasse Dinger terecht opmerkte (I.M.T. 1934 nr. 10)
in zijn strijd tegen ziekte steeds „op voet van oorlog". Het kunnen
van den M.G.D. in zijn hygiënisch streven is echter beperkt door
twee factoren, t.w.
le. de afhankelijkheid van den graad van medewerking van ieder
militair met het toenemen van de verantwoordelijkheid der
942