bij voorkeur niet in het openbaar werken De in den tweeden vol
zin van artikel 13 aan den onzijdigen Staat gegeven bevoegdheid
zal deze ter bescherming van eigen in- en uitwendige veiligheid
niet kunnen ontberen. Hij zal derhalve goed doen, zoodra de kans
bestaat op binnenkomst van ontvluchte krijgsgevangenen, een
regeling te hebben getroffen in 1914 werd zij in Nederland vast
gelegd in artikel 4 van de Regelen omtrent de interneering van
oorlogvoerenden en verpleegde gewonden (Bijlage IV). Volledig
heidshalve vestigen wij er de aandacht op, dat genoemd artikel
interneering voorschrijft terwijl de artikelen 11 en 13 van het
L.O.V. onderscheidenlijk spreken van „bewaken in kampen, op
sluiten in vestingen of in daarvoor geschikte plaatsen" en van
het „aanwijzen van een verblijfplaats", hetgeen niet geheel het
zelfde is. Van de ons ter beschikking staande bronnen is het slechts
Wijnveldt die op het vorenstaande wijst, doch ook hij bepaalt zich
tot het vaststellen van het feit, zoodat wij geneigd zijn aan te
nemen, dat geen der oorlogvoerenden tegen de Nederlandsche re
geling heeft geprotesteerd. Aangeteekend zij nog, dat, mocht men
ontvluchte krijgsgevangenen interneeren, het verstandig zal zijn,
deze „deserteurs" niet onder te brengen in een kamp met strijdend
over de grens gekomen en deswege krachtens art. 11 geïnterneerde
landgenooten.
Aan de tweede zinsnede van artikel 13 ligt de gedachte ten
grondslag, dat de troepen die de krijgsgevangenen medevoeren op
onzijdig gebied zijn gevlucht ten einde zich zelf aan krijgsgevan
genschap te onttrekken. Had de onzijdige Staat hen niet toege
laten, dan zouden zij zelf gevangen zijn genomen en hun gevange
nen zijn bevrijd. Nu zij op neutraal gebied zijn gekomen, mogen
zij niet in een ongunstiger positie worden geplaatst. M.b.t. de te
hunnen aanzien verder te volgen gedragslijn geldt de redeneering,
welke hiervoor omtrent ontvluchte krijgsgevangenen is medege
deeld.
Artikel 14. Een onzijdige Mogendheid kan den doortocht van
gewonden en zieken, tot de oorlogvoerende legers hehoorende,
over haar gehied toestaan onder voorbehoud, dat de treinen, die
hen aanbrengen noch oorlog sper soneel, noch oorlogsmaterieel ver
voeren. In zoodanig geval is de onzijdige Mogendheid verplicht
de ter zake vereischte maatregelen van veiligheid en toezicht te
nemen.
De gewonden en zieken, die onder deze voorwaarden door
eenen der oorlogvoerenden op het onzijdige grondgebied zijn aan
gebracht en tot de tegenpartij mochten behooren, moeten door de
onzijdige Mogendheid onder bewaring worden gesteld, zóó dat zij
niet opnieuw kunnen deelnemen aan de krijgsverrichtingen. Deze
Mogendheid heeft dezelfde plichten ten aanzien van de gewonden
of zieken van het andere leger, die haar toevertrouwd mochten
zijn.
998