len, die groote aantallen zwaar gewonden en zwaar zieken van
beide partijen opnamen 101).
Niet hiermede noch met den na te behandelen doortocht te ver
warren is het tweede geval uitwisseling over onzijdig gebied
van invalide krijgsgevangenen, welke in genoemde jaren zoowel
via Zwitserland als Nederland plaats had. Ook dit was gegrond op
overeenkomsten tusschen de oorlogvoerenden en den neutrale,
door welke overeenkomsten artikel 11 L.O.V. werd uitgeschakeld.
Toentertijd berustte de handeling nog niet op positief recht doch
op humaniteit en internationale beleefdheid 102)Thans echter valt
zij onder de evengenoemde ruimere omschrijving van artikel 2
van het Verdrag van Genève van 1929 voor de verbetering van
het lot van zieken en gewonden, terwijl voorts artikel 68 van het
Verdrag van Genève van 1929 betreffende de behandeling, der
krijgsgevangenen (Beo. blz. 91) de terugzending van zwaar ge
wonde en zwaar zieke krijgsgevangenen voorschrijft. Bij de uit
voering zal, zooals ook uit genoemd artikel blijkt, de hulp van
onzijdige Mogendheden veelal niet kunnen worden ontbeerd
alsdan zal de eerste zinsnede van artikel 14 L.O.V. van toepassing
zijn 103).
Artikel 14 L.O.V. behandelt drie andere bijzondere gevallen.
De bepaling in den aanhef van het artikel, dat een onzijdige Mo
gendheid den doortocht van tot de oorlogvoerende legers behoo-
rende gewonden en zieken over haar gebied kan toestaan, maakt
een uitzondering op den algemeenen regel van artikel 2, dat den
doortocht van oorlogvoerenden uitdrukkelijk verbiedt. Zij geeft
in verschillende opzichten aanleiding tot nadere beschouwingen.
In de eerste plaats rijst de vraag, of deze gunstige uitzonderings
bepaling niet geldt t.a.v. gewonden en zieken, behoorend tot de
zee- en luchtstrijdkrachten der oorlogvoerenden en zoo neen,
waarom niet. Houdt men het leidende beginsel van de bepaling in
het oog, dan moet zij zeer zeker mede van kracht worden geacht
t.a.v. gewonden en zieken, die deel uitmaakten van de strijd
krachten ter zee en in de lucht. Dat de tekst deze opvatting niet
dekt moet worden toegeschreven aan het reeds bij de behandeling
van de interneering (art. 11 L.O.V.) vastgestelde feit, dat bij de
opstelling van het L.O.V. te veel het oog is gericht op de krijgs
verrichtingen te land en onvoldoende rekening is gehouden met
zich te land afspelende gevolgen van oorlogshandelingen ter zee
en in de lucht 104).
Voorts verdient het de aandacht, dat ook hier weder een be
voegdheid gegeven, doch geen plicht opgelegd wordtin theorie
ontgaat de neutrale Staat, die onderwerpelijken doortocht toe
staat, het verwijt, zijn onzijdigheid te hebben geschonden. In de
1000
101) Fauchille, 14624 Wijnveldt, blz. 79.
102) Wijnveldt, blz. 53. Voorts Francois, blz. 499 Vanselow, blz. 426.
10s) Somlo-Walz, blz. 82.
1M) Wijnveldt, blz. 62.