en geenszins voor het zeerechtvoor dit laatste gelden andere criteria. Hierbij komt nog, dat de Geallieerden in de jaren 1914— 1918 zoowel in het land- als zeerecht nogmaals andere maatstaven aanlegden 110). Daarentegen ligt hetgeen artikel 17 voorschrijft zoo voor de hand, dat het wel zonder bezwaar had kunnen achter wege blijven m). Lid a van artikel 18 dient ten slotte mede te worden gezien in het licht van artikel 7 112). Op neutraal gebied staan onzijdige personen gelijk met niet- onzijdigen aldaar door hen verrichte handelingen leveren slechts neutraliteitschending op v.z.v. zij in het positief volkenrecht zijn verboden (zie bijv. art. 4 L.O.V.)Echter is niet de bedrijver aan sprakelijk, doch de onzijdige Staat op wiens gebied de handeling is begaan (art. 5 L.O.V.) derhalve rust op dien Staat de plicht, bedoelde ongeoorloofde handelingen te verbieden en te bestraf fen 113). M.b.t. artikel 19 teekenen wij volledigheidshalve aan, dat de ontwikkeling van het vrachtauto- en autobusverkeer aanleiding heeft gegeven tot de theoretische vraag, of een overeenkomstige bepaling wensöhelijk zou zijn t.a.v. automaterieel. Het is ons niet bekend, of de practijk hierop reeds antwoord heeft gegeven, noch of m.b.t. scheepvaartmaterieel voor de binnenvaart (bijv. de Rijnvaart, welke in Nederland toch een belangrijke plaats inneemt) ooit behoefte is gevoeld aan een analoog voorschrift. Hoofdstuk V. Slotbepalingen. Van dit hoofdstuk is van veel belang Artikel 20. De bepalingen van dit Verdrag zijn slechts toepas selijk tusschen de Verdragsluitende Mogendheden en alleen indien de oorlogvoerenden allen partijen zijn bij het Verdrag. Is in de jaren 19141918 door de oorlogvoerenden herhaaldelijk afgeweken van de bepalingen van de onzijdigheidsverdragen vooral van het Z.O.V. dan wel een daaraan voor hen gunstigen uitleg gegeven, hetgeen meermalen tot groote wrijving met neutrale Staten aanleiding gaf, m.b.t. artikel 20 van het L.O.V. mag het verheugende feit worden vastgesteld, dat zij „plus roya- liste que le roi" waren. Dit verdrag was immers o.m. voor Enge land niet bindend, waardoor op grond van de in dat artikel ver vatte omineuze „si omnes" clausule ook de Staten, waarvoor het wel bindend was, van inachtneming waren ontslagen. Niettemin hebben alle oorlogvoerenden zich in het algemeen daaraan gehou den. Men kan slechts de hoop uitspreken, dat zulks thans weder om het geval moge zijn. (Wordt vervolgd). 110) Somlo-Walz, blz. 97. m) Wijnveldt, blz. 169. n2) Somlo-Wa'lz, blz. 99. Kunz, blz. 237 von Verdrosz, blz. 318. 1004

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 17