3. DE TAAK EN HET GEBRUIK VAN RESERVES IN DE
VERDEDIGING EN IN DEN AANVAL, IN HET BIJZONDER
WAT BETREFT DE INFANTERIE VERBANDEN (II)
door
S. H. SPOOR,
Kapitein der Infanterie.
Het terugwerpen van een binnengedrongen tegenstander, dus
de uitvoering van den tegenstoot en den tegenaanval, noemt
A. T. V. II in punt 99(1) „de hoofdtaak van de plaatselijke
reserves". Impliceert dit nu dat alle plaatselijke reserves steeds
voor deze taak moeten worden gebruikt Reeds hiervoren werd
aangegeven, dat 's vijands optreden er toe kan leiden, dat de
plaatselijke reserves van vóórbataljons geen gelegenheid krijgen
tot de uitvoering van tegenstooten en dan moeten trachten
's vijands voorwaartsche beweging met vuur te localiseeren, zoo
mogelijk tot staan te brengen, om het terugwerpen van den tegen
stander uit de stelling over te laten aan meer achterwaarts of
zijwaarts geplaatste af deelingen 1). Doch ook het terrein kan de
uitvoering van een tegenstoot zoo niet onmogelijk dan toch onge-
wenscht maken. Indien nl. het gedeelte van de stelling, waar de
plaatselijke reserves van de vóórcompagnieën of van de vóór
bataljons zijn opgesteld, een uitnemend schootsveld biedt, hetgeen
samengaat met ongunstige aanvalsmogelijkheden, dan is het voor
den verdediger niet economisch, de groote voordeelen van de
goede vuuruitwerking" te gaan verwisselen met de groote nadeelen
van de beweging op deze wijze zou men den aanvaller in de
kaart spelen. Het zal dus onder de genoemde omstandigheden
kunnen voorkomen, dat de „tyrannie van het terrein" dicteert af
te zien van den tegenstoot om deze aan andere afdeelingen over
te laten 2).
Doch er is nog een ander motief, dat de uitvoering van tegen
stooten in het hedendaagsche gevecht belemmert. Ten gevolge
van de zeer krachtige bewapening der infanterie is in de eerste
1006
1) In dit verband kan nog een andere taak, behoorende tot het „beweeglijk
gebruik" van de plaatselijke reserves worden genoemd, nl. het oprukken
naar een flank- of grendelstelling in het stellingterrein gelegen om daar ter
plaatse 's vijands zijwaartsche uitbreiding met vuur te beletten in afwachting
van het offensief ingrijpen van hoogere échelons.
2) Zie ook A. T. V. II, punt 99(2)