penden tegenstander meer naar achter verplaatst (tegen
aanval)
3e. afdeelingen, bestemd voor de uitvoering van tegenaanvallen,
dienen bij voorkeur de beschikking te hebben over vecht-
wagens.
3. Taak en gebruik van de algemeene reserve.
A. T. V. II noemt in punt 104(1) als taken van de algemeene
reserve
a. „om het behoud van de stelling te verzekeren, zoodra deze
door 's vijands actie in gevaar wordt gebracht en de plaat
selijke reserves niet in staat worden geacht dat gevaar te
keeren
b. om de beslissing te bevechten, indien de tactische omstan
digheden zich ten gunste van den verdediger ontwikkelen".
Uit de redactie van het aangehaalde lid blijkt, dat de algemeene
reserve slechts de taak van de plaatselijke reserves zal overnemen
in het noodgeval, dat de plaatselijke reserves onmachtig zijn den
aanvaller uit het stellingterrein terug te werpen. In beginsel wordt
de algemeene reserve liever opgespaard tot een hooger doel, tot
de vernietiging van den tegenstander en dus tot het bevechten van
de beslissing. In het eerste geval doet de algemeene reserve dus
niets anders dan de actie van de plaatselijke reserves verlengen
zij voert den tegenaanval uit. Voor de uitvoering van deze taak
is op haar dus toepasselijk, hetgeen hiervoren is behandeld.
In het bijzonder moge er op worden gewezen, dat ook de alge
meene reserve rekening moet houden met een eventueel ongunstig
verloop van het gevecht, b.v. verrassing door den vijand, zoodat
zelfs zij niet tot den tegenaanval kan overgaan, doch zich aanvan
kelijk tot de verdediging moet bepalen. Dientengevolge geldt dus
ook voor de algemeene reserve de noodzaak zich ter verdediging
in te richten. Al staat bij haar het beweeglijk gebruik op den
voorgrond, de mogelijkheid tot onbeweeglijk gebruik mag daarom
toch niet worden verwaarloosd 1)
Bij de uitvoering van de onder b genoemde taak, het afdwingen
aan den tegenstander van de beslissing, verandert het motief tot
den inzet van de algemeene reserve geheel van karakter. Nu is
er geen sprake meer van een aanval „behoorende tot het systeem
van de verdediging", doch nu ziet de A. B. de gelegenheid voor
zich liggen, om met den aanvaller af te rekenen. Hij kan echter
slechts den tegenstander de beslissing opleggen, indien hij dezen
aangrijpt. Er vindt dus een verandering van strijdwijze plaats.
De verdediger wordt nu aanvaller. Hier wordt dus geen „tegen-
1009
J) Zie A.T.V. II, art. 107(1).