gegevens (o.a. in verband met de snelheid van het geluid) van het luistertoestel naar het zoeklicht ongeveer 1 minuut duurt alvorens het doel wordt verlicht, dan is het doel in dien tijd bij een vliegsnelheid van 450 km/u. reeds 7,5 km dichter bij het object gekomen en dus ongeveer recht boven of naast het zoeklicht. Uiterlijk op dit punt moet dus het bepalen van de schietgegevens beginnen. Nemen we weer aan dat dit 30 seconden duurt, dat de vluchttijd 20 seconden is en dat het doel minstens 30 seconden onder vuur moet worden genomen, terwijl de doelsnelheid op deze plaats is verminderd tot 300 km/u., dan hebben de aan vallende vliegtuigen in deze 80 seconden ruim 6,5 km afgelegd. Het hierboven bedoelde punt, waar het doel voor het eerst werd verlicht, moet dus op minstens 6,5 km, of laten we zeggen op 7 km van den afwerpkring zijn gelegen. Dit is dus ook de plaats waar ongeveer, bij een sobere bezetting, de verkennende zoeklichten moeten worden opgesteld. We hebben reeds gezien, dat het van voordeel is, indien ze verder weg kunnen worden opgesteld, doch dat hiermee niet te ver moet worden gegaanbovendien zijn daarvoor meer zoeklichten noodig. Om de gedachte te bepalen zullen dus de verkennende zoeklichten, afhankelijk van het beschikbare aantal, op 7 a 10 km buiten den afwerpkring moeten worden geplaatst. Is het doel eenmaal door het verkennende zoeklicht gevonden, dan moet de verlichting zoo spoedig mogelijk worden overgenomen door de vervolgende zoeklichten, opdat het verkennende zoeklicht weer voor zijn eigenlijke taak beschikbaar is. Bij voorkeur moet voor vervolgende zoeklichten hetzelfde materieel worden gekozen als voor verkennende, zij het dan ook minder volmaakt uitgerust met luistertoestellen enz., doch bijv. met gehoorschelpen of iets dergelijks. Om financieele redenen wordt voor vervolgende zoek lichten echter dikwijls materieel gekozen met een minder groote werkingssfeer. Nemen we nu de straal van de werkingssfeer van een vervolgend zoeklicht aan op bijv. 4 km, dan moet de buitenste kring van deze zoeklichten op minstens 7 km, 4 km 3 km buiten den afwerpkring zijn gelegen, en bij voorkeur verspringend met de verkennende zoeklichten. Zooeven werd gesproken over den buitensten kring van ver volgende zoeklichten, omdat ook dichter bij het object zoeklichten moeten worden opgesteld, en dan bij voorkeur verspringend met de buitenste, teneinde boven het object een aaneengesloten licht- vlak te verkrijgen. Zou dit niet gebeuren, dan zou om het object alleen een lichtring worden verkregen, en een doel dat eenmaal dezen lichtring is gepasseerd zou aan de andere zijde van het object opnieuw moeten worden opgespoord, hetgeen natuurlijk groote nadeelen met zich zou brengen. Bovendien moet als eisch worden gesteld, dat de werkingssferen der zoeklichten elkaar 1032

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 45