wordt beschikt van veel grooter vermogen (minstens 8 km), voor
zien van luistertoestellen, welke een groote nauwkeurigheid aan
een groote werkingssfeer paren, kan ook aan die zijde het doel
's nachts voldoende vroegtijdig worden ontdekt.
In fig. 17 is dezelfde stad geteekend van fig. 16. Voorts zijn aan
gegeven de afwerpkring, de buitengrens van de kritische zone (van
het middelbare luchtdoelgeschut), een lijn op 7 km buiten den
afwerpkring, waarop de verkennende zoeklichten zijn geplaatst-
(dus op den minimum afstand), en een lijn op 4 km daarbinnen,
dus op 3 km van den afwerpkring, waarop de buitenste vervol
gende zoeklichten zijn geplaatst. We zien dat, indien wij de ver
kennende zoeklichten opstellen met tusschenruimten van 5 km,
zoodat de werkingssferen elkaar geheel overlappen, minstens 13
verkennende zoeklichten noodig zijn. De vervolgende zoeklichten
zijn op eenige kringen geplaatst, nml. 10 op ongeveer 3 km van
den afwerpkring, 8 ongeveer op den afwerpkring en 4 dicht bij
het object om een aaneengesloten lichtvlak te verkrijgen. De
opstellingen zijn steeds voor zoover mogelijk verspringend. Uit
fig. 17 blijkt, dat de verhouding tusschen het aantal verkennende
en vervolgende zoeklichten bij een dergelijk klein object eenigs-
zins afwijkt van 1 2. Om deze verhouding niet al te ongunstig te
maken zijn de vervolgende zoeklichten dichter bij elkaar opgesteld
dan in verband met de werkingssferen strikt noodzakelijk is.
Bij dit object zijn dus 13 verkennende en 18 vervolgende zoek
lichten noodig, waarvan 6 verkennende en 5 vervolgende van zeer
groot vermogen, uitgerust met superieure luistertoestellen (nml.
aan de kust)De verhouding tusschen het aantal middelbare
luchtdoelbatterijen en het aantal zoeklichten is hier dus 1 4%.
De verhouding 1 6 zal als regel slechts noodig zijn wanneer een
lange nagenoeg rechte linie moet worden verdedigd. Wel moet
worden bedacht dat in het gekozen voorbeeld de verkennende
zoeklichten op den minimum afstand zijn opgesteld worden ze
1036
V
FIG 17