belangen steeds zoo goed mogelijk te behartigen, waarvoor aan de ontwikkeling van kennis en karakter volle aandacht dient te worden geschonken. Of de hiervoren geformuleerde beginselen echter allerwegen de aandacht krijgen, welke zij verdienen moet om velerlei redenen worden betwijfeld. Of ze bij een ieder den weerklank, dien ze waard zijn, zullen vinden, is niet waarschijnlijk. Niet zoozeer omdat slechts datgene weerklank vindt waarvoor reeds aan- knoopingspunten gereed liggen, doch omdat o.i. de psyche van den militair, i.e. den officier toch eigenlijk niet in de eerste plaats tot opvoeden geneigd is o.i. is zij veeleer gekenmerkt door dadendrang. Eerder is de officier iemand wiens optreden tegen over minderen zich karakteriseert door bondigheid dan door tekst en uitleg geven. Hij weet zijn dienst te doen onder alle omstan digheden en brengt zijn soldaten waar ze wezen moeten hij gaat van de z.i. vanzelfsprekende veronderstelling uit, dat zijn min deren hem te allen tijde zullen volgen. In het kort, de troepen officier loopt gevaar in den mindere teveel den automatisch- gehoorzame te zien. Doch dan is de werkelijkheid uit het oog verloren, omdat onder moeilijke omstandigheden het mensche- lijke in den mensch vooral zijne zwakheden onweerstaan baar zijn recht doet gelden. De troepenofficier ziet den soldaat, althans den troep, gezond, zich sterk voelend, bereid en in staat de bevelen op te volgen. De dokter ziet hem echter ook anders ziek, zich klein voelend, verhinderd te dienen door ziekte, angst of uitputting. De dokter ziet den mensch in al zijn kleinheid en onvermogen en komt daardoor meer dan de troepenofficier tot de overtuiging, dat niet de lichamelijke kracht, niet de mate van intelligentie, intellec tualiteit of geoefendheid, doch de geestelijke kracht het voor naamste wapen is waarmede de soldaat zijn zwakheden kan overwinnen. Intelligentie en intellectualiteit zijn inderdaad kost bare hulpmiddelen om de geestkracht op te voeren. Een zekere hoeveelheid daarvan moet iedere soldaat bezitten. Evenwel, het vraagstuk van de gewenschte mate van algemeene ontwikkeling van den soldaat is thans niet aan de orde. Keeren we terug naar de visie van den officier op den soldaat in het algemeen. Hem zedelijk vormen en opvoeden Dat klinkt allesbehalve militairhet doet week aan en de eerste reactie is mogelijk een van tegenzin. Mogelijk, doch lang niet zeker, omdat meer dan een artikel in het I.M.T. en Orgaan N.I.O.V. aantoont, dat er wel degelijk belangstelling bestaat voor deze materie, hetgeen toch ook weer moeilijk anders te verwachten was Ook de meest afkeerige van dit onderwerp is ondanks zichzelf toch in zijn dagelijkschen arbeid „opvoeder" door zijn voorbeeld. De zakelijke waarde van zedelijke vorming en karakteront wikkeling, kortweg van militaire opvoeding, zouden wij als volgt 1042

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 55