halen bij hetgeen men zich voorstelt van de moderne Europeesche legers. In den Spaanschen burgeroorlog speelde bijv. de bommen werper bij den aanval op een stelling een steeds grootere rol. De arme infanterist komt in een hel van vuur en lawaai, ver oorzaakt door kanonnen, mitrailleurs, geweren, vechtwagens, vlammenwerpers, mijnen, bommen en vliegmachines. Hoe onaan genaam is een gasmasker al niet bij oefeningen, terwijl men rustig is Het is noodzakelijk den soldaat te leeren stram te exerceeren, omdat het een massa-suggestie en dwang is tot plichtsbetrachting en gehoorzamen het is onvermijdelijk hem vele technische ter men in de moeilijke Nederlandsche taal te leeren. Het is reëel hem te beschermen tegen het, ofschoon waarschijnlijk h.t.l. niet zoo groote, gasgevaar. Maar is het verantwoord hem bloot te stellen aan de geestelijke gevaren van den oorlog zonder hem doelbewust daartegen te beschermen Neenwel is strijdlust den mensch a.h.w. aangeboren, als „man tegen man", doch de tijd van „hoera-stemming" bij een aanval of een heete verde diging is voorbij. Er moet werkelijke geestkracht zijn, geput uit bezieling, wilskracht, kameraadschap, uit het voorbeeld van den meerdere. Hetgeen zich baseert op „hoera-stemming", op dwang, haat, opzweeping enz. is altijd minder hecht dan de blijvende invloed van wilskracht, van „karakter". Niet alleen in het belang van den soldaat, doch evenzeer en vooral in het belang van het leger is karaktervorming en opvoe ding noodzakelijk. Zooals hygiëne een levensbelang is voor de lichamelijke slagvaardigheid, zoo is militaire opvoeding een levensbelang voor de geestelijke slagvaardigheid. De waarde van militaire opvoeding eenmaal vaststaande, drin gen zich vanzelf de vragen op Is deze opvoeding practisch uit voerbaar bij soldaten, en dan bij soldaten van geringe ontwik keling En zoo ja, hoe moet deze opvoeding dan geschieden Zijn er misschien ook nadeelen aan verbonden De eerste vraag vindt haar theoretische bevestiging in de weten schap omtrent psyche en karakter van den mensch en de practi- sche bevestiging in hetgeen de aldaagsche ervaring leert, zoowel in het leger als in de maatschappij. Zou men dit alleen op rekening van de algemeene evolutie willen stellen, de ervaringen bij het 2de depót bewijzen onomstootelijk, dat in korten tijd grootere resultaten bereikt kunnen worden door samenkoppeling van ont wikkeling met opvoeding. Voor de beantwoording van de tweede vraag zouden wij den lezer wederom willen aanraden kennis te nemen van het artikel van R. Posthumus. Daarin wordt de nadruk gelegd op het bijbrengen van de overtuiging bij de minderen van de onmisbaarheid van het leger, het cultiveeren van een geest van weerbaarheid, van zelf tucht en gehoorzaamheid, van krijgsgeest en krijgsdeugd, de nood zakelijkheid den mindere op te voeden in staatsburgerlijken en 1047

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 60