12. UIT DEN VOLKSRAAD.
A. Aan de Memorie van Antwoord op de begrooting 1940
(Dep. van Binnenlandsch Bestuur) onderwerp 1 Afd. IV
stuk 6 ontleenen wij het volgende m.b.t. de luchtbescher
ming
B Aan de Memorie van Antwoord op de 3e aanvullende
begrooting 1939 (zie I.M.T. 1939 nr. 10 blz. 970 sub D), welke
evenals de le aanv. oorlogsbegr. voor 1940 inmiddels werd aan
genomen, ontleenen wij
1069
Het gratis verstrekken van gasmaskers aan de bevolking der steden,
die in geval van oorlog vermoedelijk het doelwit van luchtbombar
dementen zullen zijn, zou niet alleen de financieele draagkracht van
het Land te boven gaan, doch ook niet voldoende gemotiveerd zijn,
omdat nimmer a priori met eenige zekerheid kan worden uitgemaakt,
welke steden inderdaad aan een luchtbombardement zullen worden
onderworpen en men zich daarom moeilijk zou kunnen beperken tot
slechts enkele groote steden. Doch ook al zou de Regeering Zich slechts
bepalen tot enkele steden, welke naar Haar meening het meest
kwetsbaar zijn, dan nog zou Zij de daaraan verbonden uitgaaf met
verantwoord achten.
Ten aanzien van het gasgevaar dient men toch de realiteit met mt
het oog te verliezen. Zooals reeds eerder werd medegedeeld, wordt
ook in Nederland en in andere op dit punt kwetsbaar gelegen landen
het standpunt ingenomen, dat het gasgevaar niet onderschat, lnaar
evenmin overschat moet worden. Naast het brengen van een goedkoop
gasmasker op de markt, zijn en worden door de Regeering nog andere
maatregelen getroffen ter beperking van het gasgevaar, zooals bijv.
het aanleggen van gasvrije schuilplaatsen (w.o. loopgraven), het
treffen van ontsmettingsmaatregelen en van maatregelen op het gebied
van geneeskundige voorziening. Bij het brengen van de volksgasmas
kers op de markt, zal tevens zorg worden gedragen voor oefening der
belanghebbenden.
Tegen het alarmeeren der bevolking bij hichtbeschermingsoefeningen
wordt steeds gewaakt. De voorlichting in deze is nagenoeg geheel
gelegd in handen van de Inheemsche overheidsorganen. Gelet echter
op de groote uitgestrektheid van de te bewerken gebieden en de ver
schillende graden van ontwikkeling der bevolking blijft steeds de
mogelijkheid bestaan, dat de voorlichting en de aanbevolen maatre
gelen niet steeds goed worden begrepen, en dat ook door de lagere
overheidsorganen verder wordt gegaan, dan in de bedoeling heeft
gelegen.
Er wordt steeds naar gestreefd om verduisteringsoefeningen niet
op Islamietische feestdagen te houden.
Op het punt van materieele voorzieningen heerscht op het oogenblik
onzekerheid omtrent de mogelijkheid van de tijdige aflevering van
verschillende in bestelling zijnde en nog noodig geachte wapenen en