3. DE TAAK EN HET GEBRUIK VAN RESERVES IN DE VERDEDIGING EN IN DEN AANVAL, IN HET BIJZONDER WAT BETREFT DE INFANTERIE VERBANDEN (IH) door S. H. SPOOR, Kapitein der Infanterie. IV. DE AANVAL. 1. Algemeen. „De aanval heeft ten doel, den vijand te vernietigen of dezen uit het door hem bezette terrein te verdrijven" (A.T.V. II, punt 116)Dit doel kan uitsluitend worden bereikt door den vijand aan te grijpen en hem ter plaatse, waar hij zich bevindt, door vuur en door het handgemeen te verslaan. De aanval is de dynamische ge ve chtsvorm. Hetzij dat de vijand zich op dezen tegenstand heeft kunnen voorbereiden dan wel dat hij op korten termijn tot de verdediging gedwongen wordt, steeds zal de aanvaller zich genoodzaakt zien den vijand te naderen onder de bedreiging van zijn vuur. Of de tegenstander zich korten of langen tijd op de verdediging heeft kunnen voorbereiden is in hoofdzaak van invloed op de intensiteit en de uitdoofbaarheid van het vuur, niet op de aanwe zigheid van het vuur zelf. Gezien het zeer groote afstootende vermogen van het verdedigende vuur (zie hiervoren onder III, ad Algemeen) zal de aanvaller dus trachten 's vijands vuur organen in de strook, waarin de aanval zal geschieden, te neutraliseeren of neer te drukken vuurarme zones te vinden voor het voorwaarts gaan van de eigen troepen den vijand aan te grijpen uit een niet door hem verwachte richting, op een onverwacht tijdstip met een plaatselijke overmacht aan personeele en materieele middelen. Niet steeds zullen deze gegevens den aanvaller voldoende duide lijk voor oogen kunnen staan op het oogenblik, dat de aanval wordt ingezet. Dit spreekt in het bijzonder bij den aanval in het ontmoe tingsgevecht, waar snelheid van uitvoering op den voorgrond staat en dus noodzakelijkerwijze de verkenningen niet zoo gedetailleerd 1109

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 21