kunnen zijn als bij den aanval op een stelling, waarbij de voorbe reiding ook op ander gebied reeds zooveel tijd eischt, dat aan de detailverkenning alle aandacht kan worden besteed. Doch ook in het laatstgenoemde geval zal het voortdurend wisselende gevechts verloop nog mogelijkheden opwerpen, die van te voren niet waren te voorzien doch uit een oogpunt van juiste gevechtsvoering onverwijld dienen te worden uitgebuit. Hieraan kan door den commandant van eenig onderdeel slechts worden tegemoet geko men door den inzet van de nog te zijner beschikking gebleven vuurorganen en van zijn reserves, welke immers de middelen vormen om zijn persoonlijken invloed op het gevecht te doen gevoelen. Doch er is meer. Tenzij de verrassing van den tegenstander volkomen is dan wel de eigen vuurorganen zoo overmachtig zijn, dat het vuuroverwicht 's vijands actie schier volledig uitschakelt twee voorwaarden, waaraan als regel nimmer geheel zal kunnen worden voldaan is de aanval in het moderne gevecht een krach ten- en middelensloopende onderneming. Men dient zich bij een aanval er op in te stellen, dat niet alleen veel verliezen zullen worden geleden doch tevens, dat de moreele en physieke krachten van de aanvallende troepen begrensd zijn. Dientengevolge zal het kunnen voorkomen, dat gedurende het verloop van den aanval, vervanging van de in voorste lijn strijdende troepen noodzakelijk blijkt te zijn, terwijl steeds bij het verder doordringen in 's vijands opstellingen en bij het uitbuiten van het aanvankelijk behaalde succes een beroep moet worden gedaan op de volgende troepen de reserves. Ten slotte mag nimmer uit het oog worden verloren, dat de aanval afgewezen kan worden, dat het niet gelukt in 's vijands opstellingen door te dringen, dan wel dat krachtige maatregelen moeten worden genomen om 's vijands tegenactie te veronzijdigen. Wederom zullen de reserves 'hier een rol moeten spelen, welke van beslissende beteekenis kan blijken te zijn op het verder verloop van het gevecht. 2. Taak en gebruik van de plaatselijke reserves. De afdeelingen, welke door de onderscheidene commandanten aanvankelijk in reserve worden gehouden, vormen in tegen stelling met de „voorste afdeelingen" de plaatselijke reserves Zoo vormt dus de sie., welke achter de vuurlinie (gevormd door de vóórsien.) is opgesteld, de plaatselijke reserve van de compag nie of wel de compagniesreserve. De compagnie, opgesteld in 2e linie, dus achter de vóórcompag nieën, vormt op haar beurt wederom de plaatselijke reserve van T Zie G.V. I (nieuw), punt 92 en A.T.V. II, punt 26 (1). 1110

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 22