iingen zoo noodig te verlengen of te versterken, waarbij als regel uit deze overvleugeling de onhoudbaarheid van de weerstanden voortvloeit [Zie A.T.V. II, punt 128(2)]. ad b. de aflossingof vervanging dan wel de versterking van een voorgelegen afdeeling, welker gevechtskracht is geschokt of gebroken door 's vijands wapenwerking dan wel om de aanvals richting van deze troepen te herzien, indien deze gedurende het gevecht verloren mocht zijn gegaan. De aflossing van troepen uit de voorste lijn kan noodzakelijk zijn indien de moreele gesteldheid van deze troepen, ten gevolge van het gevechtsverloop zoodanig is geschokt, dat hun aanvals- geest is gebroken. Dit kan voorkomen als gevolg van ernstige verliezen, physieke uitputting of sneuvelen van de commandan ten. Ook de lichamelijke toestand zelf van den troep, zonder dat hierbij van een moreele depressie sprake behoeft te zijn, kan de wenschelijkheid van aflossing naar voren brengen, terwijl bovendien de bezetting en de zuivering van het vermeesterde aanvalsdoel een zoodanig grooten wissel op het uithoudingsver mogen van een afdeeling kan trekken, dat het beter kan worden geacht de aanvalsbeweging door een reserve-afdeeling te doen voortzetten. De aflossing zal in den regel moeten geschieden, door de betrokken afdeeling ter plaatse te doen blijven en de reserve-afdeeling, welke voor de aflossing is aangewezen op het uur, dat de aanval weder voorwaarts gaat, de door de afgeloste afdeelingen bereikte opstellingen te laten doorschrijden. Deze „passage de ligne" kan echter niet op elk gewild tijdstip en in elk terrein worden uitgevoerd. Een van de eerste voorwaarden is wel, dat zij kan geschieden gedekt tegen zicht en vuur van den vijand opdat het kritieke oogenblik, waarop de reserve- afdeeling zich bevindt in de lijn van de af te lossen afdeeling en zich hier dus een opeenhooping van troepen bevindt, geen verrassende vernietiging door vuur zal kunnen plaats hebben. Daarom mogen de troepen, welke de aflossing tot stand brengen, onder geen voorwaarde in deze lijn halt houden doch in de groot ste orde met de groepen voorwaarts gaan. Is deze „passage de ligne" niet mogelijk, dan zal de aflossing alleen na het invallen van de duisternis kunnen plaats vinden, dan wel achter een kunstmatig rook- of nevelscherm. Dit kan uiteraard niet steeds gelden voor een „passage de ligne", nadat in 's vijands stelling is doorgedrongen (zie hierover onder a en de door Liddell Hart aangeprezen methode, vermeld in de noot op blz. 1113). Onder deze omstandigheden zal het overnemen van de aanvalsbewe ging van de voorste troepen door de achtervolgende reserves bij voorkeur dienen te geschieden, zoo spoedig mogelijk nadat de eerste aanvalsdoelen zijn bereikt. In verband hiermede verdient het aanbeveling deze aanvalsdoelen niet te diep in 's vijands stel ling te kiezen. Bij een zich op de verdediging voorbereid heb- 1114

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 26