ad f. in geval van tegenslag het bereikte terrein krachtig ver dedigen, zoodoende tevens een opname-stelling vormende voor de terugvloeiende voorste troepen. De omstandigheden, waaronder in dit geval de reserve moet optreden vertoonen veel overeenkomst met het hiervoor bespro kene ad d en kunnen daarvan het gevolg zijn. Ook hier moet aan een dreigend gevaar het hoofd worden geboden, doch thans kun nen de reserves niet rekenen op de medewerking van de voorste troepen. Deze troepen zijn er niet in geslaagd 's vijands stelling te vermeesteren of zich blijvend daarin vast te zetten zij worden door 's vijands optreden (tegenstoot of tegenaanval) tegen den grond geloopen of teruggeworpen. Allereerste eisch is nu het vermeesterde terrein te behouden en zich in de bereikte opstel lingen te handhaven [A.T.V. II, punt 146(1)]. Deze taak kan dan ook alleen maar toevallen aan de plaatselijke reserves, die nog intact zijn gebleven en niet aan de nu gedesorganiseerde en gedemoraliseerde voorste troepen. De eisch van het sterke vuur- front spreekt opnieuw, de afweer tegen gemotoriseerde strijd middelen treedt weder naar voren. Hoewel van de zwakke compagniesreserves onder de gegeven omstandigheden niet al te veel mag worden verwacht, zullen deze zich toch waar mogelijk onverwijld op den afweer instellen. Eerst bij de bataljonsreserves wordt het afwerend vermogen grooter en zoo ontstaat in samenwerking met de afsluitings vuren van de artillerie een summier verdedigingssysteem, dat ten gevolge van de aanvalsgroepeering al van huis uit een groote diepte heeft. De troepen, die van de voorste afdeelingen nog terugvloeien, doorschrijden nu deze opstellingen en worden achter de zich in het terrein vastgezette eenheden opgevangen en tot een nieuwe reserve hergroepeerd. Er kunnen zich omstan digheden voordoen, dat de A.B. genoodzaakt zal zijn ook zijn laatste reserve in te zetten voor het bereiken van een even wichtstoestand. Pantserafweergeschut, doch ook eigen gemecha niseerde strijdkrachten zullen in deze phase van groote betee- kenis kunnen zijn 1) Zooals reeds eerder werd aangegeven, bepalen de aan de reserves op te leggen taken reeds in hoofdlijnen haar plaatsen, terwijl overigens de tactische en de terreinsomstandigheden als mede andere bijkomstige factoren hierop hun invloed doen gelden. De verplaatsing van de reserves gedurende den aanval kan gebonden zijn aan een vastgestelden afstand tot de voorgaande afdeelingen deze methode wordt als regel toegepast tot en met het bataljon. Bij reserves van grooteren omvang zal de betrokken commandant de verplaatsing als regel in eigen hand houden, zoodat zij zich slechts op bevel verplaatsen. x) Zie ook A.T.V. II, punten 146 en 147. 1117

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 29