4. GEDACHTEN OVER DE TACTIEK DER LUCHTDOELARTILLERIE (Hl) door L. C. A. VAN DAM, Kapitein der Artillerie-waarnemer. HOOFDSTUK III. DE LUCHTDOELARTILLERIE BIJ HET VELDLEGER. A. Taak. In hoofdstuk I zagen we dat de eenige vliegtuigen die met eenige kans op succes door de luchtdoelartillerie kunnen worden bevuurd, de vliegtuigen zijn, bestemd voor het uitvoeren van een ver- kenningsstoot in scheervlucht, een fotografische strategische verkenning, een foto-opdracht, een bomaanval in horizontale vlucht, een bomaanval in scheervlucht en een bomaanval in duik vlucht, mits de luchtdoelartillerie in het object zelf is opgesteld. De op het gevechtsveld voorkomende doelen zijn zeer klein, en daardoor, alsmede door de begroeiing als regel van eenige hoogte niet waarneembaar. Om deze beide redenen zullen hori zontale bomaanvallen op groote hoogte practisch niet voorkomen (trefkans practisch nihil). Op geringe hoogte (eenige honderden meters) zijn deze aanvallen voor de aanvallende vliegtuigen zelf zeer gevaarlijk, daar zij dan binnen het bereik komen van geweer- en mitrailleurvuur, zoodat de aanvallen in scheervlucht het meest waarschijnlijk voorkomen. Omdat de doelen zoo moeilijk waarneembaar zijn, zullen ook aanvallen in duikvlucht zelden voorkomen komen ze voor, dan zullen deze aanvallen tot op geringe hoogte moeten worden door gezet, terwijl de vliegtuigen zich waarschijnlijk in scheervlucht zullen verwijderen. Voorts zullen op het gevechtsveld nog kunnen voorkomen een verkenningsstoot in scheervlucht en een fotografische verkenning. We zien dus dat de op het gevechtsveld optredende vliegtuigen welke een loonend doel vormen voor de luchtdoelartillerie, bijna uitsluitend hun opdracht in scheervlucht zullen uitvoerende eenige uitzondering hierop vormen de foto-opdrachten. Het heeft dus geen zin om op het gevechtsveld zwaar of middel baar luchtdoelgeschut in te deelen. Van het lichte luchtdoelge- 1125

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 37