eigenlijk alleen in het korps Marechaussee. Zonder ceremonieel
komt de soldaat in het leger, zonder ceremonieel bij de korpsen
en zonder ceremonieel verdwijnt hij na 20 jaar. Hij heeft geen
korpslied, geen bataljonsnummer op zijn uniform. Wat weet hij
van de geschiedenis van zijn korps Doorgaans kent hij niet eens
den naam van het leger waarin hij dient. Dat zou nog zoo erg niet
zijn, wanneer het maar niet beteekende dat hem er nooit op is
gewezen, dat het zijn eerste plicht is dien naam hoog te houden
en hij het als een eer moet beschouwen in dat leger met dezen
naam te mogen dienen.
Hoeveel militairen van een bataljon van naam, bijv. het Leeu
wen-Bataljon, kennen in groote trekken de korpsgeschiedenis en
voelen zich een „leeuw" Hebben bataljons, die nog geen vaan
del hebben, een ander symbool
Het zijn allemaal kleinigheden, die echter te zamen een inner
lijke kracht vormen welke niet te onderschatten is. Dat bij troe
pen, wien de militaire geest in het bloed zit, toch die geest doel
bewust wordt aangekweekt en onderhouden, beschrijft ter Meu-
len in een artikel „Indrukken van een detacheering bij het Duit-
sche Leger" (I.M.T. 1935, nr. 8). Reeds bij de opleiding van den
recruut wordt daar aan de „Traditionspflege" veel aandacht be
steed. Dat een inheemsch soldaat hiervoor niet gevoelig zou zijn,
mag niet eens verondersteld worden De vele overplaatsingen
maken het aankweeken van korpsgevoel niet gemakkelijk, doch
geenszins onmogelijk.
Al die „kleinigheden" vestigen den tweeden pijler van het mo
reel op het gevechtsveld het saamhoorigheidsgevoel, de kame
raadschap en den korpsgeest. Natuurlijk ontstaat deze het snelst
in de practijk, d.i. te velde, doch daarmee is niet gezegd dat het
juist is bij de vredesopleiding vrijwillig van een belangrijk hulp
middel, in meerdere of mindere mate afstand te doen. In ver
scheidene artikelen in I.M.T. en Orgaan N.I.O.V. is hierop gewe
zen en zijn remedies voorgesteld.
Met de aanduiding van dit subtiele deel der militaire opvoe
ding dient te worden volstaan. Nadere uitwerking zij aan meer
bevoegden overgelaten, doch de gedachten gaan uit naar speci
fiek onderricht (toespraken) door troepenofficieren, de zorg voor
symbolen, het opnemen (z.n. groepsgewijs) in een korps met
eenig ceremonieel, de verplichting na eenigen tijd de korpsge
schiedenis in groote lijnen te kennen, bij prijzen en misprijzen de
korpseer aan te halen het invoeren van een korpslied, van een
bataljonsnummer, het aanbrengen van suggestieve slagzinnen in
de dagverblijven, enz.
1147
Het voorgaande moge worden toegelicht met een voorbeeld, hoe
de recruten worden toegesproken. De lezer hale zich voor den geest
een groep jonge mannen, niet uit roeping, doch meer om de „struggle
for life" in dienst gekomen. Zij zijn plotseling overgeplaatst in een
zeer apart milieu, onder militaire tucht gesteld, moeten intensief dienst