Uit het voorgaande is gebleken dat kennis van de rassen-psy-
chologie voor den officier slechts van bijkomstige waarde wordt
geacht en dat eenvoudige kennis van het wezenlijke in den mensch
als hoofdzaak wordt beschouwd. Wie zich voor rasverschillen qua
temperament interesseert, moge gewezen worden op de artikelen
van L. Balner, in het I.M.T. 1925 „Karakterschetsen van onze
Indische militairen, enz.".
De vraag kan worden gesteld of er nadeelen kunnen zijn ver
bonden aan deze wijze van opvoeden. Zonder licht geen schaduw.
In de biologie is het niet gemakkelijk iets aan te wijzen, dat naast
voordeelen geen nadeelen heeft. De geciviliseerde mensch is
gevoeliger dan de onbeschaafde. Met een steenpuist, die bij ons, al
zijn wij er misschien niet ernstig ziek door, gedachten aan bloed
vergiftiging opwekt, loopt een Dajak ongestoord rond, zonder licha-
melijken hinder en zonder zorgen voor complicaties. En toch kan
de ontwikkelde en zelftuchtige mensch heel wat meer presteeren
dan de primitieve. Er kunnen nadeelen zijn, maar deze worden
verre overvleugeld door de voordeelen. Hij, die het juiste inzicht
heeft in het wezen van de discipline en het doel vechtsoldaten
maken voor oogen houdt, zal geen tactlooze fouten begaan. De
opvoeding is militair, d.w.z. „tucht", „moeten", „gehoorzamen",
„intensief dienst doen" staan voorop. De opvoeding voegt aan het
„moeten" de machtige drijfveer „willen" toe.
Stilstand is achteruitgang. Afzijdigheid beteekent de activiteit
van andere invloeden ongehinderd haar werk laten doen. De hui
dige tijdgeest bevordert de zelftucht niet
Wie meent alles af te kunnen met dril, bevel en uiterlijke disci
pline, moge bedenken dat men veel kan bevelen, maar dat het
moreel van den soldaat zich niet laat bevelen en dat men niet kan
bevelen „Weest getrouw".
De militaire opvoeding kan worden samengevat in hetgeen
genoemd kan worden „De tien geboden voor den militair van het
K.N.I.L." (de redactie kan naar ontwikkeling en landaard wor
den gewijzigd).
1. Weest getrouw aan de Koningin, het Vaderland en het Gezag.
2. Kent Uw plichteen uitstekend gevechtssoldaat te worden.
3. Verricht met ijver en bezieling den dagelijkschen dienstUw
taak is een deel van de legertaak oorlog voorkomen.
4. Streeft naar onafgebroken plichtsbetrachting. Arbeid adelt.
5. Weest gehoorzaam, met opgewektheid en activiteit.
6. Houdt den roemruchten naam van het Kon. Ned.-Ind. Leger
hoog, altijd en overal.
7. Weest een goed en hulpvaardig kameraad, vooral voor Uw
minderen (Noblesse oblige).
Echter niet als „quantité négligeable" en verre van eenvoudig kennis
van historie en cultuur is daarvoor vereischt.
1152