B. Aan het TJtrechtsch Nieuwsblad van 11 November 1939 ont-
leenen wij de volgende bijdrage van Z. Exc. Mr. J. C. Jager.
1171
tegengaan. Men vindt onder hen menschen die krachtiger dan wie
ook, gepleit hebben voor een snelle versterking van onze defensie.
Zij gelooven alleen niet in proefnemingen, doch eischen een organi-
schen opbouw van onze vloot in het snelst mogelijke tempo. Men
beginne echter, waar het moetaan de basis en niet aan den top.
Dan krijgt men een structuur die gevaar loopt bij de eerste botsing
in elkaar te storten. Er valt aan de basis onzer maritieme verdediging
nog zooveel te doen, en de tijd dringt zoo sterk, dat het onverant
woordelijk is, nog langer te wachten. Die verantwoordelijkheid voor
het nieuwe uitstel rust bij hen, die komen met ondoordachte plannen,
en geen rekening houden met de grimmige werkelijkheid waarvoor
wij gesteld zijn. Slagkruisers in de toekomst gaarne maar nu zoo
snel mogelijk noodzakelijke aanvulling van het materieel, dat de
basis moet vormen van een toekomstige vloot van slagkruisers. Dat
„kleinere" materieel kan gebruikt worden, ook wanneer de slagkruisers
er nog niet zijn. Slagkruisers onbeschermd door het hier bedoelde
kleinere materieel aan te wenden zou weinig anders beteekenen, dan
den eventueelen vijand in de gelegenheid stellen met enkele goed
gerichte torpedo's onze heele maritieme macht naar den zeebodem te
zenden.
WIE ZIJN DE PROMOTORS VAN DEN SLAGKRUISERBOUW
IN ZEKERE KRINGEN NEEMT MEN AAN: DE MINISTER VAN
ECONOMISCHE ZAKEN, DIE ACHTER ZICH DE GROOTE
SCHEEPSBOUW-MAATSCHAPPIJEN VAN ROTTERDAM,
AMSTERDAM EN VLISSINGEN HEEFT STAAN.
De commissie was eenzijdig samengesteld.
Wie den laatsten tijd leest, wat de marine-medewerkers van Liberale
en Roomsch-Katholieke bladen over de oplossing van het Indische
defensievraagstuk schrijven, krijgt allicht den indruk, dat deze al
zeer eenvoudig is en met enkele slagkruisers, niet meer dan een
drietal, waarvan er slechts twee, wellicht slechts één beschikbaar zul
len zijn, te bereiken valt. Of de Regeering die oplossing door de voor
lichting eener zeer eenzijdige marine-commissie op gelijke wijze zal
zien, moet nog worden afgewacht en zal in den loop van het volgende
jaar wel uit de voorstellen van de Regeering aan de Volksvertegen
woordiging blijken. In afwachting daarvan is er thans wel aanleiding
eens na te gaan, hoe het mogelijk was, dat die slagkruisers nu plot
seling als een wonderbaarlijk panacee boven de marinekim zijn komen
opdagen, terwijl men er tot voor kort nimmer aan gedacht heeft,
alhoewel dat type van schip welhaast dertig jaar deel uitmaakt van
de marines der groote zeemogendheden. Allicht valt daaruit voor de
juiste oplossing van het Indische defensievraagstuk een en ander te
leeren, dat tevens een scherp licht werpt op de thans van zekere
zijde gevoerde propaganda.
De Staascommissie van 1912, wier rapport ook thans nog dikwijls
wordt aangehaald, ging van het zeer juiste standpunt uit, dat een
goede verdediging van Ned.-Indië zoodanig moest zijn ingericht, dat
elke aanval op ons eilandenrijk onmiddellijk zulken krachtigen weer
stand zou vinden, dat elke inbezitneming van eenig gedeelte van
ons gebied, hoe klein ook, kon worden verhinderd. Zij kwam op dien