1173 hun stem verhieven tegen een vlcotplan, dat toenmaals alleen aan bouwkosten bijna tweehonderd millioen zou vereischen. Laat men toch voorzichtig zijn met aan de eenstemmigheid in de marine als argument ten gunste van een of andere oplossing over wegende waarde tce te kennen, daar de ervaring maar al te goed bewezen heeft, dat daarbij ook andere overwegingen dan alleen de verdediging van Indië ten grondslag kunnen liggen. Na het verwerpen van het ontwerp-vlootwet was de marinepoli- tiek er op gericht de vlootsterkte in Indië te houden op die in de Grondslagen voor de verdediging van dat gebiedsdeel aangegeven. Omstreeks 1930 zou die bereikt zijn, een nieuw bouwplan werd opge maakt, waarbij de bouw van een z.g. materiaal-reserve werd voorzien, welke uiteraard in de lijn der reeds aanwezige schepen zou gaan, zij het ook dat deze in hun soort aan den vooruitgang der techniek zouden beantwoorden. Toenmaals zijn enkele stemmen opgegaan om de lichte kruisers door die van het Washington-type te vervangen, welke grooter en zwaarder bewapend zouden zijn. Dit stuitte echter af op de overweging, dat de Regeering in de periode 1930 tot 1940 voor den vlootbouw jaarlijks niet meer besteden wilde dan daar voor gemiddeld in de zes voorafgaande jaren was uitgegeven. Aan bouw van kruisers van 10000 ton zou noodzakelijk tot een beperking van het aantal jagers en duikbooten moeten leiden en dat wilde men in geen geval. Lichte kruisers bewapend met geen zwaarder geschut dan 15 cm bleven de artillerieschepen onzer vloot en ook nadat Japan in 1931 zijn actie in China begonnen was, bleef de marine daaraan vasthou den, alhoewel van verschillende zijden nadrukkelijk betoogd werd, dat van dergelijke schepen te weinig afwerende kracht kon uitgaan, om een aanval op onzen Archipel af te slaan. Het rapport der com missie Kan, dat begin 1935 werd ingediend, werd door de Regeering niet gepubliceerd, maar uit de wel openbaar gemaakte conclusies is maar al te gemakkelijk af te leiden, dat door de meerderheid op het zwakke artilleristisch vermogen naast het zeer geringe aantal der kruisers gewezen is. De marine bleef er hardnekkig aan vast houden en in een lezing gehouden in de Vereeniging voor Krijgs wet en schap betoogde de directeur van de hoogere marinekrijgs school op 26 October 1937 dus slechts twee jaren geleden dat de vloot in Indië zou moeten bestaan uit vier kruisergroepen elk bestaande uit één kruiser van 8000 ton, vier jagers en vier onderzee booten, waarvan één groep in reserve zou zijn. Zooals men ziet werd aan slagkruisers twee jaar geleden nog door geen der leidende marine-autoriteiten gedacht en de twee kruisers, die onder het kabinet Colijn in 1938 en 1939 op stapel gezet werden, waren dan ook van het gewenschte 8000 tons type alhoewel de Japan- sche actie in Oost-Azië zich toen reeds zeer duidelijk had afgeteekend. Sindsdien is door den tegenstand in China ondervonden, de bedreiging van onzen Archipel eerder verminderd dan toegenomen. Hoe is nu onder deze omstandigheden de plotseling opgekomen roep om enkele slagkruisers te verklaren De oorzaak daarvan zal men zeer waarschijnlijk noch in de mili taire positie van Indië, noch in de internationale politieke omstandig heden moeten zoeken, maar op een geheel ander gebiedn.l. de economische toestand van het moederland, meer in het bijzonder in het ruilverkeer met Duitschland in de jaren, die aan den tegenwoordigen oorlog onmiddellijk voorafgingen. Men kent de groote moeilijkheden, waarmede onze export van land- en tuin bouwproducten naar onzen Oostelijken buur te kampen had, voor namelijk als gevolg van het feit, dat Duitschland niet over voldoende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 85